Automatic translation into Dutch of A Grammar of Modern Indo-European at Indo-European Language Association

1.Indo-Europese talen | 2.Indo-Europees oord | 3.Indo-Europees substantieve | 4.Indo-Europees verb | 5.Indo-Europese syntax | 6.Indo-Europese etymologie

Opmerkingen

Woordenschat is een van het best herbouwde onderdelen van de Proto-indo-european taal. Indo-europeese bestuderingen hebb uitgebreid gingen over de wederopbouw van gemeenschappelijke PASTEI woorden en hetten afgeleiden, en veel moderne woordenboeken van IE talen als Latijn, Engels, Duits, Griek, Sanskriet, enz. Reeds schenken etymologies in DE PASTEI wortels afgezien van de oudste vormen in hun talen.

Deze opmerkingen zijn niet bedoelden naar vervangen de aanwezige verwijzing werken, en metterdaad niet naar vervangen de gemeenschappelijke PASTEI woordenschat naar zijn gebruikt in Modern Indo-european, maar juist naar faciliteren het begrip van Proto-indo-european wortels in het licht van hun afgeleiden (en schreven aan de woordenschat gebruikt in deze grammatica) toe, merken ook wel IE vormen berust op de gemeenschappelijke Engelse woordenschat.

Vele herbouwden afgeleiden zijn dan van Germaans of van de international woorden van Graeco-latin oorsprong, maar dit niet beduidt wij raden hun gebruik overheen andere gemeenschappelijke PASTEI woorden aan: Bijvoorbeeld, Latijn leningen gnātionālís, nationaal, of Gnātionlitā, nationaliteit, zijn niet gebruikt in enkel Germaanse en Slavische talen, en moet misschien zijn verving door andere, 'puurer' of 'minder vooringenomene' Proto-indo-european termen. Ook wel, Non-ie suffixen Lat. Aiqi -, re -, Gmc. Iso -, "ijsje", Gk. Geo -, haimn -, konden zijn vervingen door gemeenschappelijke PASTEI formaties, als e.g. Lat. Re - kon zijn verving door een 'puurer' IE ati -, en suffix-ti kon zijn gebruikt voor secundaire Ita., Arm. -Tio (n), enz.

1.      Carlos Quiles, vertaald als Indo-european Kárlos Kūriákī:

Een.    Carlos is een populaire Spaanse naam ontleende aan Germaans karlaz, kerlaz (vgl.. O.N. Karl, O.E. ċeorl), misschien oorspronkelijk "gemeenschappelijke persoon, vrijje man", Modern Indo-european Kárlos. In Norse mythologie, Karl was de naam van de eerst vrijje plattelander, de zoon van De want en Amma. Want was de menselijke vorm nam door de god Heimdall wanneer hij produceerde de progenitors van de drie maatschappelijke standen (thralls, plattelanders en adelstand) met drie verschillende vrouwen. In de Scandinavische talen, Karl houdt hetten bedoeling "man". In Duits, de oorsprong van de noemen Karl kan zijn traceerde naar het woord Kerl welk is nog gebruikt naar beschrijven enigszins bar en gemeenschappelijke mannen. Als in de woorden churl en churlish in Engels.

B.    Quiles is een genitief, en middelen" (zoon) van quili" (vgl.. Badplaats. Quílez, Kat. Quilis, Ast. Quirós, Gal-pt. Quiris). Het komt, van mediaeval substantief Quirici- > Quili (verkort en met r - > l), een lening woord van Gk. Κυρια03b (Indo-european Kūriákos), waarvan Het./Badplaats. Quirico, Gl.-Portugal. Queirici, Kat. Quirce, Fr. Quirice, O.N. Kirkja, Eng. Kerk, Schotten kirk of Ger. Kirche. PASTEI wortel kew middelen dijen. IE bedoelt Kū́rios magister, lord, als Gk. κυριο03c, en bijvoeglijk naamwoord Kyriakoswas gebruikt als Romein cognomen Cyriacos. Kūriákī moet dan zijn de juiste genitief van de MIE lening-vertaalde Griek term.

2.    Voor DE PASTEI wortel bhā (ouder *bheh2 kleurig in *bhah1) vergelijken moderne afgeleiden: Nul-muzieknoot (bha) suffixed bháuknos, baken, signaal, als Gmc. Bauknaz (vgl.. O.E. Beacen, O.FRIS. Bacen, M.DU. Bokin, O.H.G. Bouhhan, O.FR. Boue, "baken"), bhásiā, bes ('helder-gekleurde vrucht"), als Gmc. Bazjo (vgl.. O.E. Berie, berige, O.H.G.BERI, Openhartig. Bram-besi in O.FR. Framboise, "framboos", MIE bhrambhásiā); Bhánduos, dundoek, identificeren voorteken, standaard, vandaar "bedrijf verenigd beneden een bijzonder dundoek" als Gmc. Bandwaz (vgl.. Goot. Banwa, ook wel L.LAT. Bandum in Sp.banda); Suffixed nul-muzieknoot bháues, ontsteken, als Gk. φῶς, φωτός, (MIE bháues, bhauesós), als in gemeenschappelijk borrowings bhawtogrbhíā (treffen gerbh) aan, fotografie, verkort bháwtos, of bháuesphoros/phósphoros, brengen ontsteken, morgenster, fosfor. Tref bhā voor meer IE afgeleiden aan.

3.    Moderne afgeleiden van IE Dńghū-, taal, zijn meestal vrouwelijk (als algemeen dńghwā), maar voor breidde Slavisch dńghwiks uit, welk is mannelijk (vgl.. Russ. язык, Pl. Język, Cz. Jazik, Sr.-Cr.,Slo. Jezik, Bul. език). Vergelijk, voor het substantief van de Engels (taal), modern Indo-europees woorden: Onzijdig O.E. Englisc, Ger. Englisch, Du. Engels, Gk. N.pl. Αγγλι03b; Mannelijk is gevonden in Scandinavisch engelsk, in De romance – waar de onzijdig versmeltte met de mannelijke – Fr. Anglais, Het. Inglese, Badplaats. Inglés, Portugal. Inglese, alsmede alternatief Lat. Sermō Latīnus, en Slavisch (volgend de mannelijk van het woord "taal"), Russ. англи043 [язык], Pol. Język angielski, Bul. англи043 [език], Sr.-Cro. Engleski [jezik] enz.); Vrouwelijk (volgend het geslacht van "de taal") Lat. Anglica [lingua], Rom. [limba] engleză, of Slavic Cz. Angličtina, Slo. Angleščina, Bel. англiй04; Of geen geslacht helemaal, als in Wapenen. Angleren [lezu].

4.    PASTEI wortel wéro, spreken, (of *werh3), schenkt MIE wŕdhom, woord, als Gmc. Wurdam, (vgl.. Goot. Waurd, O.N. Orð, O.S., O.FRIS., O.E. Woord, Du. Woord, O.H.G., Ger. Wort), en wérdhom, woord, werkwoord, als Lat. Uerbum, als in adwérdhiom, adverbium, of Prōwérdhiom, gezegde; Ook wel wério, zeggen, spreken, metathesized in Grieks, als in werioneíā, als Gk. εἰρων03b; Ook wel, suffixed variant vorm Wrētṓr, publiek spreker, rhetor, als Gk. ῥήτωρ, en Wrḗmn, rheme. Vergelijk ook wel Umb. Uerfalem, Gk. ειρω, Skr. Vrata, Av. Urvāta, O.PRUSS. Wīrds, Lith. Vardas, Ltv. Vārds, O.C.S. Vračĭ, Russ. врать, O.IR.FORDAT; Hitt. Ueria.

5.    PASTEI basis jeug, verbinden zich (zeker van een wortel jeu), ontwikkelde als O.H.G. [untar] jauhta, Lat. Jungō, Gk. ζεύγν03c O.IND. Yunákti, Yōjayati (IE jeugeieti), Av. Yaoj -, yuj -, Lith. Jùngiu, jùngti; Geeft gemeenschappelijke afgeleiden jugóm, aansluiting, juk; Vgl.. Gmc. Jukam (vgl.. Goot. Juk, O.N. Ok, O.S. Juk, O.E. Geoc, Dan. Aag, M.DU. Joc, Du. Juk, O.H.G. Juch, Ger. Joch), Lat. Iugum, Gk. ζυγον, O.IND. Yugám, Skr. Yogaḥ, Wapenen. Luc (met –l beïnvloedde door lucanem, "unyoke"), Toch. Yokäm, O.C.S. Igo, Russ. Obža, Cz. Jho, Welsh iau, O.COR. Ieu, Bret. Ieo; Hett. Yugan; Jéugos, juk, als Goot. Jukuzi, M.H.G. Jiuch, Lat. Jūgerum (van Lat. Jūgera, IEJóUGESA), Gk. ζεῦγο03c, O.C.S. Ižesa;

6.    PASTEI bijvoeglijk naamwoord néwos,-ā,-om, schenkt Germaans newjaz, (vgl.. Goot. Niujis, O.N. Nýr, O.ENG. Niowe, O.FRIS. Nie, O.H.G. Niuwi, Du. Nieuw, Dan., Swed. Ny), Lat. Nouus, Osc. Núvellum, Gk. νέος, O.IND. Návas, návyas, Skr. Navaḥ, Av. Nava -, O.PERS. Nau, Toch. ñu/ñuwe, Thrac. Neos, Wapenen. նռր, O.PRUSS. Nauns (wegens de analogie met jauns), O.LITH. Navas, Lith. Naũjas, Ltv. Nàujš, O.C.S. Novŭ, O.RUSS. новъ, Poolse nowy, Gaul. Novio -, O.IR. Nūë, Welsh newydd, O.BRET. Neuued, Kamviri nuĩ, Kashmiri Nōv, O.OSSET. Nog; Hitt. Newash, Luw. Nāw.

Het was zeker een gevulde bloem muzieknoot van nu, nu, als Gmc. Nu (vgl.. Goot. Nu, O.N. , O.E. , O.FRIS. Nu, O.GER. Nu, Du. Nu, Ger. Non), Lat. Nunc, Gk. νυ, νυν, O.IND. , Av. Nu, O.PERS. Nūram, Toch. Nu/nano, O.PRUSS. Teinu, Lith. , Ltv. Nu, O.C.S. Nune, O.IR. Nu -, Misgewaad. Tani; Hitt. Nuwa, Luw. Nanun.

7.    Indo-europeanmédhjos (van DE PASTEI om mij, v.i.) Geeft Gmc. Medjaz (vgl.. Goot. Midjis, O.N. Miðr, O.S. Middi, O.E. Midd, O.FRIS. Midde, O.H.G. Mitti), Lat. Medius, Osc. Mefiaí, Gk. μέσσο03c, O.IND. Mádhjam, Skt. Mádhjaḥ, Av. Maidja -, Pers. Mēān, Illyr. Metu, O.ARM. Mēj, O.PRUSS. Median, Lith. Medis, Ltv. Mežs, O.C.S .. Mežda, O.RUSS. межу, Poolse między, Gaul. Mediolānum, O.IR. Middellang, Welsh mewn, Kamviri Pâmüč. West Germaanse dialecten hebb een gemeenschappelijke dimminutive medhjolós, middelmaat, als Gmc. Middilaz (vgl.. O.E. Middel, M.L.G., Du. Middel, Ger. Mittel); Latijn afgeleiden sluiten medhjālís in, medial, Medhjliā, penning, medhjā, middelen, médhjom, medium, entermedhjā, tussengelegen, medhjaiwālís, middeleeuwse, medhitersaniós, middellandse zee, enz.

PASTEI om mij, te midden van, schenkt suffixed vormen médhi -, tussen, met, als Gmc. Middellang -, en méta -, tussen, met, buiten, na, als Gk. Meta.

Voor DE PASTEI áiw -, ook wel ájus, vitaale macht, leven, lang leven, onvergankelijkheid, vergelijken Gmc. Aiwi (als in O.N. Ei, Eng. Voorstemmer, tegenstem), suffixed áiwom, verouderen, onvergankelijkheid, in medhjáiwom, Middeleeuwen, medhjaiwālís, mediaeval, prwimaiwālís, oeroude, dhlongháiwotā, levensduur; Nader suffixed áiwotā, leeftijd, en aiwoternós, eeuwig, als Lat. Aeternus, in aiwotérnitā, onvergankelijkheid; Suffixed áiwēn, leeftijd, vitaale macht, eon, Gk. Aiōn; Nul-muzieknoot mengen júcjēs," een krachtig leven", gezond (van cei, leven), als Gk. Hugiēs, in jucjésinā (téksnā)," (kunst) van de gezondheid", hygiëne, als Gk. Hugieinē (tekhnē); O-muzieknoot ójus, leven, gezondheid, als Skr. āyuḥ, of Gk. Ouk, van (ne) ojus (qid)," (niet op uw) leven", in ojutópiā, van Gk. οὐ, niet, en τόπος, een plaats die bestaat niet. Zie ook jeu, vitaale forceren, jeugdige kracht.

8.    PASTEI ágros, veld, ook wel wei, land, vlakte, geeft Gmc. Akraz (vgl.. Goot. Akrs, O.N. Akr, O.E. æcer, O.FRIS. Ekkr, O.H.G. Achar. Eng. Acre), Lat. Ager, Umb. Ager (beide van eerder Cursief agros, stadsdeel, eigendom, veld), Gk. αγρός, Skr. Ajras, O.ARM. Kunst.

9.    Indo-europeansqálos, squalus, haai, (vgl.. Lat. Squalus) is zeker cognate met qálos, walvis, als in Gmc. Khwalaz (vgl.. O.S. Hwal, O.N. Hvalr, O.E. Hwæl, M.DU. Wal, O.H.G. Wal), misschien van een origineel (s) qalos, met een generaal bedoeling van "grote vis", dan verkrampt in de hetten bedoeling in de enkeling dialecten. Zie S-mobile in § 2.8 voor meer op zodanig aanverwante woorden.

10. Indo-europees áqiā, "ding op het water", "waterig land", eiland, is de bron voor Gmc. Aujō, eiland (vgl.. Goot. Ahwa, O.N. á, O.E. īeg, O.H.G. Aha, O.IS. Ey, M.H.G. Ouwe, Eng. Is [land]), als mag zijn gezien op Skandináqiā, Scandinavial. Latijn verwisselde vorm van Skadináqiā, Scadinavia, "zuiden beëindigen van De zwede", lening-vertaling van Gmc. Skadinaujō, "gevaar eiland" (vgl.. O.E. Scedenig, O.N. Skaney); Eerst basis is meestal herbouwde als IE skátom, als in Gmc. *Skathan, bedoeling gevaar, scathe, schade (Goot. Scaþjan, O.N. Skaða, O.E. Sceaþian, O.FRIS. Skethia, M.DU. Scaden, O.H.G. Scadon), welk kon zijn schreef aan Greek α-σκηθ03 (een-skēthēs), ongedeerd toe. De bron voor áqiā is PASTEI wortel áqā, water, cognate met Lat. Aqua, Russ. Oká (naam van een rivier) en, hierine de Anatolian aftakking, Hitt. Akwanzi, Luw. Ahw -, Palaic aku -.

Engels geschrift "eiland" was beïnvloedde door Fransen eiland, van Lat. Insula, zichzelf van MIE énsalā (van en-salos, "in de zee", van sálom, zee, v.i.), Geef afgeleiden ensalarís, insular, ensalanós, eilandbewoner, ensalínā, insuline, enz.

11.  IE léndhom, land, voedingsbodem, land, landstreek, gaf Gmc. Landom (vgl.. Goot., O.N., O.E., O.FRIS., Du., Ger. Land), en is ontleende aan PIELENDH, met de bedoeling van land, steppe; Vergelijk O.PRUSS. Lindan, O.C.S. Ledina, Russ. Ljada, Poolse ląd, Gaul. Landa, O.IR. Land, Welsh llan, Bret. Lann.

12.  Voor DE PASTEI wortel (á) ḿbhi, rond, omstreeks, vergelijken Gmc. (Um) tweewaardig (vgl.. O.N. Um/umb, O.E. Zijn/dubbel, ymbe, M.DU. Bie, O.H.G. Umbi, dubbel, Du. Bij, Ger. Um, bei), Lat. Ambi, amb, Gk. ἀμφι, Skr. Abhi, Kelt. Ambi. Het is zeker ontleende aan mier (ik)-bhi, ontstak. "Van de weerszijden, vandaar ouder IE *n̥bhi. Voor DE PASTEI ánti, voorkant, voorhoofd, vergelijken Gmc. Andja (beëindigen, oorspronkelijk "de overzijde, vgl.. Goot. En, O.N. Endr, O.E. Ende, O.FRIS. Enda, O.H.G. Endi), Lat. Antiae, Osc. Mier, Gk. ἀντι, Toch. ānt/ānte, Lith. Mier, O.IR. étan. Anatolian Hitt. ḫanta, Luw. Hantili, Lyc. Xñtawata ondersteunen de veronderstelling van een eerder locative *h2ént-i– zien mier en ambhi.

13.  Proto-indo-europeanag, aandrijving, gelijkheid, verhuizen, doen, wet, vergelijken Lat. Agere, Gk. αγειν, O.IR. Ogma, waarvan agtiós, zwaarwegend, als Gk. αξιος, ágrā, rekwirerend, als Gk. αγρα, en ágtos, in ambhágtos, een die gaat rond, van Lat. Ambactus, een lening woord van Keltisch. Andere gemeenschappelijke afgeleiden sluiten agtēiuós in, actiefs, agtuālís, actuele cijfer, agtuariós, actuaris, agtuā, verroeren zich, agénts, agent, agilís, behendig, agitā, verontrusten, ambhaguós, dubbelzinnige, komágolom, coagulum, ekságiom, thesis, eksagtós, exact, eksago, vereiste, ekságmn, zwerm, later examen, eksagmnā, examineren, eksagénts, dringend, eksaguós, exiguous, nawagā, navigeren (van Nus), Dhūmagā, fumigate, (van dhúmos, rook) fustagā, fustigate (van Lat. Fustis, "club"), transago, overeenstemming, ṇtransagénts, intransigent (van n -, VN -, treffen ne) aan, litagā, procederen (van Latijn lening litágiom, rechtzaak), Prōdago, wegjagen, om te verbrassen, (van Prō-d-es, zijn goed), Prōdagós, verkwistend, redago, redact, Retrōago, terugrit, Retrōagtēiuós, retroactief, transago, transact; Griek agogós, werkje ervandoor, in-agógos,-agogue ("leidinggevend, loder"), als in dāmagógos, "populaire leider", demagoog (van Dmos, mensen), supnagogikós, hypnagogic (van swep, slapen), pawidagógos, pedagogue, protagonístā, protagonist (Gk πρωτα03b), komagógā, synagoge; Suffixed agtiós, "zwaarwegend", als in agtiós, waardigheid, waardig, van zoals waarde, wegend zoveel, als in agtiómā, grondstelling, Gk. ἀξίωμ03b, agtioloā, axiology; Suffixed ágrā, rijden, jagen, rekwirerend, als in Gk na. Agrā, in podágrā.

Voor DE PASTEI dhúmos, roken, Lat. Fumus, Gk. Thymos, Skt. Dhumaḥ, O.PRUS. Dumis, Lith. Dumai, O.C.S. Dymu, M.IR. Dumacha.

Indo-europees swep, slapen, geeft Swópōs, diep slapen, als Lat. Sopor, in mengen swoposidhakós (van-dhak), soporific; Swópnos, slapen, als Lat. Somnus, swópnolénts, somnolent, of ṇswópniom, slapeloosheid; Nul-muzieknoot suffixed súpnos, Gk. Hypnos, en in supnótis, hypnose, supnotikós, hypnotic.

Voor Indo-europeese wortel pau, weinig, klein, vergelijken afgeleiden pawós, Gmc. Fawaz (vgl.. Goot. Fawai, O.N. Ver, O.E. Feawe, Dan. Faa, O.FRIS. Fe, O.H.G. Foh) of paukós, als Lat. Paucus; Suffixed metathesized vorm parwós, kleine, gering, onzijdig parwom, klein, zelden; Meng pauparós, produceren klein, arm (IE parós, produceren), als in depauparā, depauparate, en empauparā, verpauperen; Suffixed nul-muzieknoot púlā, jong van een beest, als Gmc. Fulōn (vgl.. Goot., O.E. Fula, O.N. Foli, O.H.G. Folo, O.FRIS. Fola, M.H.G. Woelmuis, Eng. Foal, Ger. Fohlen); Uitgebreid suffixed pútslos, jong van een beest, laf, als Lat. Pullus, en verkleinwoord putslolós, Lat pusillus, in putslolanamós, kleinmoedig; Ook wel, voor de woordbetekenissen "jongen, kind", vergelijken suffixed púeros, als Lat. Puer, pútos, als Lat. Putus, en páwids, als Gk. παις (stengel betaald -), in pawideíā, onderrichting, Gk. παιδε1f7, in enq (u) qlopáwideiā, encyclopedie, van Modern Latin, zichzelf van Greek ἐγκύκ03b παιδε03a" [inktkoker -] afgerond onderrichting" (treffen IE en, q'qlos) bedoeling "een generaal kennis" aan.

Voor IE pero, makelij, verschafen, ouder *perh2 (dichtbij schreef aan pero toe, beide van per), vergelijken Latijn gelijkwaardigheid - (van nul-muzieknoot), in parā, probeer naar de buit maken, toebereiden, toerusten, in adparā, toebereiden, adpáratos, apparaat, kleding, enparā, bevel, Enparātṓr, keizer, imperator, enparatēiuós, imperatief, preparā, toebereiden, reparā, herstel, separā, los, scheiden; Suffixed pario, buit maken, verwekken, bevallen, p.part. Partós, in partosiénts, parturient, pártom, geboorte, repario, inlichtingen vragen, repartóriom, repertoire; Breedtegraad suffixed participial vorm parénts, ouder, als Lat. Parēns; Suffixed vorm-parós, produceren.

Indo-europeese pero, subsidie, verkavelen (wederzijds, om) terug te krijgen, geeft afgeleiden als pártis, een gedeelte, onderdeel, als Lat. Pars (dammen onderdeel -) in, in partio, verdelen, gedeelte, partitós, verdeelde, gedeelte, partítos, afdeling, lede, partíkolā, partikel (met dempen. Partikillā, kavel), dwipartitós, bipartite, kompartio, compart, enpartio, impart, repartio, repart, Pártiōn, gedeelte, een scheiden, Lat. Portiō, in Prō partioní, in de proportie, volgens allen scheiden, in Prōpártiōn, proportie; Pār, gelijkmatig, als in Pritā, pariteit, kompārā, comapare, ṇpritā, imparity, enz.

14.  PASTEI Mātḗr (ook wel Mtēr) gaf Gmc. Mōdar, (vgl.. OP móðir, O.E. Mōdor, O.S. Modar, O.H.G. Muoter, M.DU. Moeder), Lat. Māter, Osc. Maatreís, Umb. Matrer, Gk. μήτηρ, O.IND. Mātā, Skr. Mātár -, Av. Mātar -, Pers. Mādar, Phryg.mater, Toch. Mācar/mācer, Wapenen. մայր (mair), Misgewaad. Motër, O.PRUSS. Mūti, Lith. Mótė, Ltv. Māte, O.C.S., O.RUSS. мати, Poolse matka, Gaul. Mātir, O.IR. Máthir, Welsh modryb, Kamviri motr, Osset. Madæ.

IE uitgang-terusually indiceert verwantschap (zie ook pa-ter, bhrā-ter, dhuga-ter, jena-ter), terwijl ma - (eerder IE *mah2 -) is een baby zoals klinken gevonden in het woord voor "moeder" in Non-indo-european talen; Als, Est ema, Semitic cumm, Chinees māma, Apache, Navajo-ma, Vietnamese ma, Koreaanse eomma, Malayalamamma, Zulu umama, Bask ama, Hawaiian makuahine, enz.; Ook wel, vergelijken IE-aanverwante Hitt. Anna, Knoopte. Anya.

Preparaten sluiten māternós (of Lat in. Māternālís), moederlijke, mātérnitā, maternity, mātríkolā, lijst, register, en werkwoord tríkolā, matriculate, Mtrīks, matrijs, trimṓniom, huwelijkse staat; Ook wel, mātériā, boom slurf (< "matrijs", de bron van de boom van het wasdom), vandaar "harde spant gebruikt in carpentry", vandaar (calque van Gk. Hūlē, "bos, materie"), substantie, dingen, materie, als in mātériālis, materieel; Mātrópolis (van pólis), metropolis, als Gk. μητρό03c, alsmede Griek godin van de makelij (vooral voor de graan oogsten) Demeter, van dē-māter, welk was schreef aan IE de, da, of don toe.

Engelse "huwelijk" komt van O.E. Weddian "borgstelling, verdrag naar doen ergens toe" van Gmc. Wadjan (vgl.. Goot. Wales-wadjon, O.N. Veðja, O.FRIS. Weddia, Ger. Wette), van DE PASTEI basis wadh-'to borgstelling, om een borgstelling", als Lat af te kopen. Vas (gen. Vadis), "hozen, zekerheid", Lith. Vaduoti "om een borgstelling" af te kopen. Ontwikkeling naar "trouwen" is uniek naar het Engels.

15.  PASTEI wortel leuk -/louk - middelen helder, ontsteken, helderheid. Vergelijk léuktom, ontsteken, als Gmc. Leukhtam (vgl.. Goot. Liuhaþ, O.N. Leygr, O.E. Lēoht, O.FRIS. Liacht, M.DU. Lucht, O.H.G. Lōh, O.ICE. Lōn), of léuktio, maken ontsteken, als Gmc. Leukhtjan (vgl.. O.E. Līhtan); Léuks, ontsteken, als lat. lūx, as in leukíbheros, “light-bearer”,Lucifer (from bher, carry, as Greek bhóros, by samprasarana the initial desinene is lost, cf. Lat. Uir < wiros, Lat. Sacer < sakrosin lapis níger, enz.); Suffixed léuksmen, ontsteken, opening, als Lat. Lūmen, voor gemeenschappelijke afgeleiden adj. Léuksmenónts (ós), lichtgevend, enléuksmenā, illumineren, enz.; Léuksnā, maan, als Lat. Lūna, als in leuksnālís, lunaire, leuksnātikós, idioot, enz.; Suffixed léukstrom, loutering, als Lat. Lūstrum; Leukstrā, louteren, illumineren, als Lat. Lustrare, als in enleukstrā, illustreren; Leukodhrā, werk door de lamplicht, vandaar lucubrate, als Lat. Lūcubrāre, als in eghleukodhrā, lucubrate, (treffen eghs) en Eghleukodhrtiōn, elucubration aan; Suffixed leukós, duidelijk, wit, als Gk. λευκό03c; O-muzieknoot loukē, glanzen, als Lat. Lūcēre, in loukénts, lucent, loukeitós, helder, ekloukeitā, adstrueren, reloukē, glans, reloukénts, relucent, transloukénts, doorschijnend; Nul-muzieknoot suffixed lúksnos, lamp, als Gk. Lukhnos; En ook wel kende door enkel hieraan wortel nasalized nul-muzieknoot Gk toe. λύγξ,-γκός, "lynx", sowieso MIE lunks. Gemeenschappelijke IE afgeleiden omvatten Lat. Lux, lucere, Osc. Lúvkis, Umb.vuvçis, Gk. λευκό03c, O.IND. Roká -, Av. Raočant, Toch. Luk, Wapenen. Lois, lusin, Lith. Laukas, Ltv. Lauks, O.C.S. Luci, Russ. Uitsteeksel, Gaul. Leux, O.IR. Luchair, Welsh llug, Kamviri luka; Hitt. Lukezi, Lyc. Luga, Luw. Luha-,

Voor DE PASTEI wortel lech, ontsteken, klein gewicht, vergelijken Gmc. Likhtaz (vgl.. Goot. Līhts, O.N. Léttr, O.E. Lēoht, O.H.G. Līht, Swed. Lätt, O.FRIS., M.DU. Licht, Ger. Leicht, Eng. Ontsteek), Lat. Levis, Gk. ἐλαχύ03c, Skr. Laghúṣ, Raghúṣ, Av. Raghu -, Rəvī (van *raghvī), Kashmiri lo.t, Toch. -/Lankŭtse, O.PRUSS. Lāngiseilingins, Lith. Lengva, Ltv. Liegs, Sla. Lьgъkъ (vgl.. O.C.S., O.RUSS. льгък044, Russ. лёгки043, Pol. Lekki, Cz. Lehký, Sr.-Cr. ла̏к), O.IR. Lugu, laigiu (van *lagiōs), Welsh llai, Misgewaad. Lehtë. Gemeenschappelijke MIE afgeleiden sluiten suffixed léchtos in, ontsteken, en lechtio, flikkeren, als Gmc. Likhtjan; Lechús, ontsteken (uitbreidde in is in Lat. Leuis) in lechuā, flikkeren, verheffen, Lat. Leuāre, als in léghuitā, levity, adlechuā, verlichten, eklechuā, veredelen, relechuā, verlichten, relechuánts, relevant; Variant lachs, klein, als O.IR. -; Nasalized nul-muzieknoot lńchs, long, "ontsteken orgel", als Gmc. Lungz (vgl.. O.N. Lunge, O.E., O.FRIS. Lungen, M.DU. Longhe, Ger. Lunge).

16.  Bijvoeglijk naamwoord Cwós, levend, van nul-muzieknoot *gwih, is de bron voor Gmc. Kwikwaz (vgl.. Goot. Quis, O.N. Kvikr, O.E. Cwicu, O.FRIS. Quik, O.H.G. Quec, Ger. Keck, misschien ook wel O.E. Cwifer, Eng. Ril), lat. Uīus, Osc. Bivus, O.IND. Jīvati, Av. ǰvaiti, O. Pruss. Giwа, Lith. Gyventi, Ltv. Dzīvs. Het komt van DE PASTEI wortel cei, leven, vergelijken Gk. βίος (bios), ζωή (zoé), Pers. Gaithā, Toch. śo/śai, O.ARM. Keam, O.C.S. жити, Russ. жить, Polish żyć, Gaul. Biturīges, O.IR. Bethu, Welsh byd.

17.  PASTEI wortel léus, verslapen, onderverdelen, snijden in tweeën, schenkt prolongeerde werkwoord luso, verslag worden, verbeuren, Gmc. Lausan (vgl.. O.N. Los, O.E. Losian, O.IS. Lyja, Swe. Sofve), met nul-muzieknoot onderdeel. Lusonós, Gmc. Luzanaz, (O.E., Du. Loren, Ger. [ver] loren), leusós, loszinnige, losgeknoopt, Gmc. Lausaz (vgl.. Goot. Laus, O.N. Lauss, O.E. Leas, Dan. Løs, M.DU., Ger. Los). Vergelijk ook wel Lat. Luēs, Gk. λύω, Skr. Lunáti, Toch lo/lau, O.IR. Loë, Misgewaad. Laj; Hitt. Luzzi. Het is ontleende aan PASTEI leu.

18. Voor Indo-europees (á) ŕtkos, beer, groot dierlijk, van ouder *h2 (é) rtcosor h2 (é) rtgos, (vgl.. Hitt. ḫartagga), vergelijken Lat.ursus (van Ita. Orcsos), Gk. αρκτο03c, Skr. ṛkṣa, Av. Aršam, Pers. Xers, Wapenen. Arj, Gaul. Artioni, Welsh arth, Misgewaad. Ari, Kamviri ic, Osset. ærs. Gemeenschappelijk Modern borrowings omvat Latijn rtkinós, ursine, Artkikós, Arctisch (van *ARKTIKóS), Antartkikós, Antartic (tref ánti, antoniem, vooraan), Welsh Artkór (ik) been, Arthur aan.

19.  Moderne Indo-european Nmn, naam, van een ouder IE II *h1noh3mn̥, vergelijken Gmc. Namōn (vgl.. Goot. Namō, O.N. Nafn, O.E. Nama, O.FRIS. Nama, O.H.G. Namo, Du. Naam), Lat. Nōmen, Umb. Nome, Gk. ονομα, O.IND. Nā́ma, Skr. Nāman, Av. Nąman, O.PERS. Nāma, Toch. ñom/ñem, Wapenen. անռւն (anun), O.PRUSS. Emmens (van emnes), Sla. Jьmę-jьmene (vgl.. O.C.S. Imę, Rus. имя, Pools imię) Misgewaad. Emër/emën, O.IR. Ainmm, O.WELSH anu, O.CORN. Hanow, Bret. Ano, Kamviri nom; Hitt. Lāman. Gemeenschappelijke moderne woorden omvatten Latijns (van nomen, "naam, reputatie"), nomnālís, naamwoordelijk, nomnā, nomineren, dwinomniālís, binomial, Komnṓmn, cognomen, denomnā, denominate, ṇnómniā, ignominy, Nomnklatṓr, nomenclator, Prāinṓmn, praenomen, Prōnṓmn, voornaamwoord, Renṓmn, beroemdheid; Van Griek zijn staat in nomnstikós, onomastic,-nomn,-onym, ṇnomnós, anoniem, antinomnsíā (van anti), antonomasia, eponomnós, eponymous, (een) sunomnós, euonymus, snteronomnós, heteronymous, somonomnós, gelijknamige, mātronomnikós, matronymic, patronomnikós, patronymic, nomntoqoiweíā, anomatopoeia, paronomnós, paronimous, pseudonómn, schuilnaam (van Gk. Pseudes, "onwaar") komnómn, synoniem.

Voor DE PASTEI qéi, tasen, postuur, maken, vergelijken o-muzieknoot qóios, lichaam (als in Eng. Cheetah), als Skr. Kāyaḥ; Suffixed qoiwós, vervaardiging, (na Pokorny Gk. *ποι-ϝ-ς) in de werkwoord qoiweio, maken, ontwikkelen, als Gk. ποιεῖ03b, qoiwéitis, vervaardiging, en als Griek suffix-qoiweitis,-poiesis, Gk. ποίησ03b, ook wel van Lat. Qoiweitíā, poesy, qoíweimn, gedicht (Gk. ποημ03b), qoiwéitā, dichter (Gk. ποιητ1f7), qoiweitikós, poetisch, epoqoiwéiā, epopee, enz ..

Lijkend op slaan PASTEI qéi aan, loon, atone, compenseren, geeft Gk. Klok, Skr. Cinoti, Av. Kaena, O.C.S. Cena, Lith. Kaina, alsmede gemeenschappelijke MIE o-muzieknoot Qoin, mooi, straf, als Gk. Poinē in Lat. Poena, als in qoinālís, penaale, Qoinlitā, straf, ṇqóinitā, straffeloosheid, qoinologíā, penology, qoinitosiós, punitory, Supqoin, subpoena.

20. Voor-qe, enclitic "en", vergelijken Goot, O.N. -U (h), Lat. -Que, Gk. -τε, Messap. Ti, si, O.IND., Ira. -Ca, Phryg. Ke, Ven. Kve, Gaul. -C, O.IR. -Ch -; Hitt., Luw. -Ku, Lyc. -Ke.

Voor MIE niet-clitic woordbetekenissen "en", vergelijken vooral MIE éti, "erbuit, nader", ook wel "en", als Goot. , O.N. Ik, O.E. Edw, O.H.G. Ita -, Lat. Etiam, et (vgl.. Fr. Et, Het. Ed, Badplaats.,Ca., Ik, Gl.-Portugal. E, Rom. şi), Gk. Eti, O.IND. Ati, Av. Aiti, O.PERS. Atiy, Phryg. Eti, Toch. Atas, aci/, O.PRUSS. Et -, op -, Gaul. Eti, etic, O.BRET. Et -, O.WELSH et -, op -.

Gemeenschappelijk Germaans untha (vgl.. O.N. Enn, O.E. En, ond, O.S. Endi, O.FRIS. Anda, M.DU. Ende, O.H.G. Enti, Ger. Und), herbouwde als MIE ńti, is in het algemeen zei naar zijn uiteindelijk van DE PASTEI ánti, vooraan, alhoewel meer conceivably een nul-muzieknoot vorm van nasalized *énti, van de aforementioned PASTEI éti (Adrados). Ook wel, O.E. Eac, 'ook "wel" (als Eng. Eke), Ger. Auch, zijn gebruikt als de gemeenschappelijke conjunctie in De da.,Niet. Og, Swe. Och, van aug, vermeerderen.

Slavisch "een" komt van IE adverbium aankondiging, (ouder *h1d), "en, dan", als Skr. Vet, "nadien, dan, "ZO, Av. Vet, "nadien, dan", poosje Slavisch" (h) "IK komt van IE conjunctie ei, en, als, als in Gk. E.

21.  IE-r, enclitic VOOR", vgl.. Gk. Ar, ara, (Cyprioot er), O.IND. -R, Lith. Ir, "en, ook wel", ar (vragend).

22. De Anglesare leden van een Germaanse stam bovengenoemd door Tacitus, O.E. Angeln, van Lat. Anglii, ontstak. "Mensen van Angul" (vgl.. O.N. Öngull), een landstreek in wat is nu Schleswig-holstein, in Northern Germany. De bijvoeglijke naamwoorden voor de oudere inwoners konden dan zijn herbouwden als Modern Indo-european Angliós. Modern bijvoeglijk naamwoord Engelse is een gemeenschappelijke Germaanse formatie, ontleende aan IE suffix-isko -; Als, Angliskós, Germaniskós, Teutiskós (samen met 'Classic' Graeco-latin Anglós, Anglikós, Germanós, Germanikós, Teutṓn, Teutonikós), enz.

Het substantief Germániā is van onbekende oorsprong. De Oxford English Dictionary registreert theorieën omstreeks de Keltische wortel gair. Andere theorie duidt gar aan, poosje de een die leiden het van Gmc af. Gaizo - (vgl.. O.N. Geirr, O.H.G. Ger, O.E. Gar, Ger. Ger) is een van de oudste theorieën voorgesteld. Het is nog een gemeenschappelijk woord in moderne talen; Als, Evenmin. Germansk, Gk. Γερμα03b, Rom. Duits, Ir. Gearmáinis, Sco. Gearmailtis, Wapenen. Germaneren, Hindi Jarman, Misgewaad. Gjermanishte, enz. Ook wel in Non-indo-european talen, zoals Maltese Ġermaniż, Jood germani, Georgian germanuli, Indonesier, Maleis, Tagalog, Thailander, Xhosa, Jerman, Amharic järmän.

23. Voor Indo-european Wĺqos, wolf (fem. Wĺqi/Wĺqī), vergelijken Gmc. Wulfaz (vgl.. Goot. Wulfs, O.S. Wulf, O.N. Ulfr, O.FRIS., Du., O.H.G., Ger. Buffel,), Lat. Lupus, Gk. λύκος, Skt. Vṛkas, Av. Vehrka -, O.PERS. Varkana - (Hyrcania, 'buffelen'-land", stadsdeel zuid oost van de Kaspische Zee), Albanees ulk, Lith. Vilkas, O.C.S. вълкъ; Rus. волк, Ukr. вовк. Dichtbij aanverwante zijn PASTEI woorden geweeklaag, wolf, vgl.. O.ARM. Gayl, O.IR. Fáel, en Wĺpēs, vos, vgl.. Lat. Uulpēs, Gk. αλωπη03b, Skr. Lopāśá, Av. Urupis, raopis, Pers. Rōbāh, Wapenen. Aluēs, ontstak. Lãpė, Ltv. Lapsa. Zodanig beesten zijn ook wel een symbool van de wellust in vele oud Indo-europees dialecten.

24. PASTEI wortel bher, beer, dragen, ook wel staan kinderen door, gaven Gmc. Beranan (vgl.. Goot. Bairan, O.N. Bera, O.E., O.H.G. Beran), Lat. Fero, Umb. Fertu, Gk. φέρω, O.IND. Bhárati, Av. Baraiti, O.PERS. Baratuv, Phryg. Ber, Toch. Pär, O.ARM. Berel, Lith. Beriù, Ltv. Beŕu, O.C.S. бьрат043, Rus. беру, Pools biorę, O.IR. Berim, Welshcymmeryd, Misgewaad. Bie, Kamviri bor. Met de bedoeling van bevallen, vergelijken Eng. Geboorte, Goot. Baurþei, Ger. Geburt, Lat. Fors, O.IND Bhṛtíṣ, Bibhrāṇas, O.IR. Brith, O.C.S. бьран044. Moderne afgeleiden omvatten Bhḗrā, lijkbaar, Gmc. Bērō (vgl.. O.N. Bara, O.E. Ber, O.FR. Biere, O.H.G. Bara, O.FRIS. Bere, M.DU. Naakte, Eng. Tweewaardiger); O-muzieknoot bhórnom, kind, Gmc. Barnam (vgl.. O.E. Bearn, Schotten bairn); Suffixed nul-muzieknoot (kom) bhŕtis, geboorte, als Gmc. (Wales) burthiz (vgl.. Goot. Gabaurþs, O.N. Byrðr, O.E. Gebyrd, Ger. Geburt, Eng. Geboorte), bhŕtinios, beladen, als Gmc. Burthinjaz (vgl.. Goot. Baurþei, O.N. Byrðr, O.S. Burthinnia, O.E. Byrðen, Ger. Bürde); Meng wortel bhrenko, brengen (van bher+enk, draagwijdte), als Gmc. Brengan (vgl.. Goot. Briggan, p.t. Brohte, pp. Broht, O.FRIS. Brenga, O.E. Bringan, M.DU. Brenghen, O.H.G. Bringan); Van Latijn ferre zijn staat in gemeenschappelijke MIE-bher,-fer, bhertilís, vruchtbaar, adbherénts, afferent, kikrombheréntiā, omtrek van een geometrische figuur, kombhero, verlenen, kombheréntiā, conferentie, debhero, opschorten, disbhero, verschillen, ekbherénts, efferent, enbhero, besluiten, obhbhero, aanbod, prāibhero, prefereren, probhero, aanbod, rebhero, refereren, supbhero, verduren, transbhero, overdracht, woqibherā, vociferate; Prefixed en suffixed nul-muzieknoot próbhrom, terechtwijzing, in obhpróbhriom, opprobrium; Suffixed nul-muzieknoot bhŕtus, kans (van "een brengen, die welk is bracht"), als in bhrtuitós, gebeuren door de kans, fortuitous, Bhrtū́nā, kans, veel geluk, fortuin; Verlengde o-muzieknoot Bhōr, dievegge, als in bhortēiuós, steelse, bhorónkolos, steenpuist; Van Griekse pherein zijn o-muzieknoot substantief bhóros, verdragend,-bhorā,-phore,-bhoretis,-phoresis,-bhoros,-phorous, ben (bh) bhorā, (van Lat., Van Gk. Ambhibhoreus), anábhorā, diabhorétis, (een) subhoríā, euforia, metábhorā, peribhéreiā, bheromónā, enz.; Suffixed bhérnā, huwelijksgift ('ergens "toe bracht door een jonggehuwde"), als in parabhernáliā.

IE nek, draagwijdte, verkrijgen, schenkt o-muzieknoot prefixed (met intensief kom -) komnóko, volstaan, als Gmc. Ganakh - (vgl.. Goot. Ganohs, O.N. Gnogr, O.E. Genog, O.FRIS. Enoch, Ger. Genug); Variant Griek enk, dragen, schenkt o-muzieknoot substantief ónkos, belasting, menigte, vandaar een zwelling, als Gk. ὄγκος, Skr. Aṃśaḥ, als in onkogénetis, onkologíā; En Germaans bhrénko, brengen, v.s.

  Griek eu is meestal vergeleek met Hittite assu < *eh2su'good", vandaar MIE asu, meestal su - in de preparaten, vgl.. O.IND. Su -. Het feit die alle Griek dialecten merken gelijke ontwikkeling in deze Indo-europeese wortel is beschouwde een ongewoon verschijnsel.

25. Getuigde afgeleiden omvatten nul-muzieknoot Grieks q'qlos/qúqlos, cirkel, cyclus, Gk. κύκλο03c, (waarvan L.LAT. Cyclus, Eng. Fiets), Toch. Kukäl/kokale, e-muzieknoot qéqlos, verrijden, als Gmc. Khwewlaz (vgl.. O.N. Hvel, O.E. Hwēol, hweogol, O.S. Hiughl, O.FRIS. Hwel, M.DU. Weel), en Lith. Kãklas, of onzijdige qéqlom, chakra, cirkel, wiel, als O.IND. Cakram, Av. čаẋrа, ook wel gevonden als metathesized qélqos, charkha, als Oud. Pers. čarka -, of Osset. Calx. Andere afgeleiden van DE PASTEI werkwoordelijk wortel qel, bedoeling wentelen, verhuizen rond, verblijven, resideren, omvatten Lat. Colere, 'tot "toe, verbouwen, bevolken", niet oorspronkelijk o-muzieknoot in DE PASTEI (van de basic vormen PASTEI qelo - - > Lat. Cole -), als in Qélōnos, setler, Qélōniā, nederzetting, qeltós, bebouwde, qéltos, adoratie, cultus, qeltēis, beploegde, qeltēiuā, verbouwen, qéltosā, cultuur, ṇqeltós, incult, ṇqélinos, inquiline, enz; Suffixed Qélōs, "volbrenging van een cyclus", consummation, volmaaktheid, beëindigen, resultaat, telos, geeft Gk. τέλος,-εος (herinneren zich dat PASTEI [kw] wordt Gk. [p] of [t] voor sommige klinkers), gevende qeliós, perfecte, complete, waarvan qeliologíā, teleology, qéliom, telium, qelio, consacrate, behagen, andersomgen gevende qelésmn, consecration plechtigheid, waarvan Qelesmn (door Het arabisch tilasm, dan Het. Talismanoor Badplaats. Talismán in Fr. Amulet); Van o-muzieknoot qólso -, "die waarover het hoofd draait zich", nek, hals, zijn qólsos, Gmc. Kh (w) alsaz (vgl.. Goot., O.N., Dan., Swed., Du., Ger. Hals), en qólsom, als Lat. Collum, waarvan afgeleiden Qolsr, boord, deqolsā, decollate, onthoofden, enz.; Suffixed-qolā,-colous, en enqolā, inhabitanta Lat. -Cola, incola; ánqolos, een die bewegingen omstreeks", bediende, als Lat. Anculus, gevend dempen. F. Anqíllā, maidservant; Qólos, as van een gebied, deurpost, als Gk. πόλος, ook wel-qólos, herdsman, als couqólos, cowherd, (van Cōus, koe), als Gk. βουκό03b, gevend couqolikós, bucolic; Ook wel, Qólōs, verrijden, als Slavisch kolo, koles (vgl.. O.C.S. коло, Russ. колес043, Pol. Koło); Suffixed o-muzieknoot qólenos, verkeer, als O.IRA. -Carana, als in wésāqólenos, 'verkoop'-verkeer", marktplaats, als O.IRA. Vahacarana (zien wij), Pers. Bāzār, vandaar ook wel MIE gedeeltelijke lening Wesr of lening Bazr, marktplaats.Vergelijk ook wel O.N. Hjōl, Skr. Cárati, Av. Caraiti, Old Prussian-kelan, Lith. Kelias, O.IR. Cul, Misgewaad. Sjell; Luw. Kaluti -; Nul-muzieknoot variant Qĺin, opnieuw, als Gk. πάλιν, als in qlíndromos (van Gk. -δρόμο03c, racecourse), palindrome, qlínpsēstos, palimpsest, Gk. παλίμ03c (van Gk. Psēn, "schaafwond").

Een gemeenschappelijk woord voor het wiel is rótā, waarvan Gmc. Radō (vgl.. OP Rǫðull, O.E. Rodur, O.H.G. Rad), Lat. Rota, Skr. Ratha, Av. Radha, Lith. Ratas, Ltv. Ratten, Gaul. Roto -, Ir. Rath, Welsh rhod, Misgewaad. Rrath. Geweten moderne afgeleiden zijn Keltische lening woord naar-wó-rets, gevormd door IE 'doen'-upo-réts", "een renen naar" aan, welk geeft Mod. Eng. Tory, van O.IR. Tōir, "vervolging"; Ook wel, retondós, rijdend, welk schonk rotondós, om, rond, als Lat. Rotundus.

26. Vergelijk voor DE PASTEI ghóstis, vreemde, gast, Gmc. Gastiz (vgl.. Goot. Gasts, O.N. Gestr, O.E. Gæst, O.FRIS. Gekscheer, O.H.G. Gast), Lat. Hostis, hospes (hostis-po's) O.C.S. Gosti, OCS Gostĭ, Russ. гость, Polish Gość; Luw. Gaši. Meng ghospóts, logementhouder, (Lat. Hospes, gast, oorspronkelijk logementhouder, "lord van vreemde'n), schenkt MIE ghospotālís, gastvrij, en Alsoghospotlis, ziekenhuis (van M.LAT. Hospitale, bedoeling eethuis, ruim huis, "logement), verkort als Ghostlis, tehuis, van O.FR. Tehuis, andersomgen van Lat. Hos (pi) relaas. Voor Hotel, een meer international lenen van gelijk woord, het kon zijn gebruikt óf als Ghostlis, óf als een Fransen lening woord ghostél/ghotél; Vergelijk woorden met nauwelijks verschillende bedoelingen: Eng. Tehuis-hotel, Ger. Gasthaus-hotel, Swe. Gstgiveri-hotel, Ijsje. Gistihtel, Badplaats. Hostal-hotel, Het. Ostello-hotel, Portugal. Hotel, Russ. гости043 (gostinitsa), Uk. готел (gotel), Pol. Hotel, Cz. Hostinec, Pers. Hotel, Ind. Hotel, en ook wel in Non-indo-european talen, als Finse taal hotelli, Japanese ホステル (hosuteru) - ホテル (hoteru), Koreaans 호텔 (ho-t'el), Thai โฮเต็0e2 (Hō-ten), enz. Het woord voor 'hotel' in Latijn, niettemin, was deuersorium, van gelijke wortel als Eng. Amusant.

27. Meer PASTEI afgeleiden schreven aan stáuros toe, (ook wel stéuros, beide van DE PASTEI ster) zijn Germaans (s) teuraz (vgl.. Goot. Stiur, O.S. Stior, O.N. Stjórr, O.E. Steor, O.H.G. Stior, M.DU., Du. Stier; Dan. Tyr, Swed. Tjur), Lat. Taurus, Osc. Turuf, Gk. ταυρο03c, Av. Staora, O. Pruss. Tauris, Lith. Tauras, Ltv. Tauriņš, O.C.S. Turu, Rus. Tur, Pol. Tur, Gaul. Tarbos, Welsh tarw, O. Ir. Tarb, Oscan turuf en Misgewaad. Taroç.

28. Indo-europees nízdos, nest, rusten plaats, is een secundaire PASTEI wortel, van ni -, omlaag,+sed, zitten. Vergelijk Gmc. Nistaz, Lat. Hokje, O.IND. Nidas, Skr. Nīḍá, Wapenen. Nist, O.C.S. гнѣзд043, Russ. гнезд043, Pools gniazdo, O.IR. Net, Welsh nyth, Bret. Nez. Voor mízdhos, vergelijken Gmc. Mizdō (Goot. Mizdō, O.E. Mēd, O.S. Mēda, O.H.G. Mieta), Gk. μισθό03c, Skr. Mīdhá, Av. Mīžda, Pers. Muzd, meed, O.C.S. Mĭzda, Russ. мзда́.

29. PASTEI ker, toeter, hoofd, gaf afgeleiden kŕnos, toeter, Gmc. Khurnaz (vgl.. Goot. Haurn, O.E. Toeter, Ger. Toeter, Du. Horen), Lat.,Kelt. Cornū (< *kórnus, een vermenging met de variant o-muzieknoot kórus, als in Gk. Koru -); Kéruīks, nek, van Lat. Cervīx; Kérudos, mannelijke geachte, hertenbok, van Gmc. Kherutas (vgl.. O.H.G. Hiruz, O.N. Hjörtr, O.E. Heorot, M.DU. Hert, Ger. Hirsch); Kéruos, ree, als Lat. Ceruus, Welsh carw; Kŕsniom, Gk. κρανί03b, Lat. Cranĭum; Kŕsnotom, hornet als Gmc. Khurznutu - (vgl.. O.E. Hyrnetu, hurnitu, Du. Horzel); Kerésrom [ke-'rez-rom], hersenen, als Lat. Cerĕbrum (vergelijken ook wel O.N. Hjarni, O.H.G. Hirni, Ger. Hirn); Andere afgeleiden omvatten Gk. καρη, Skr.śiras, srngam, Av. Sarah, Pers. Sar, Toch. Krāñi, Wapenen. Sar, O.PRUSS. Kerpetis, Lith. Szirszu, Ltv. šk̨irpta, O.C.S. чрѣпъ, Russ. čerep, Pol. Trzop, Bret. Kern, Misgewaad. Krye, Osset. Sær.

30. Voor DE PASTEI snúsos, schoondochter, vergelijken Gmc. Snusaz (vgl.. Goot. Schuos, O.N. Snor, O.E. Snoru, O.H.G. Snur), Lat. Nurus, Gk. νυος, Skr. Snuṣā, Wapenen. Nu, OCS Snŭxa, Russ. сноха, Poolse snecha, Misgewaad. Nuse.

31.  PASTEI Nébhōs, wolk, ontwikkelde als Skr. Nábhas, Av. Nabah, Lith. Debesis, Ltv. Debess, O.C.S. Nebo, Russ. Nebo, Pools niebo, O.IR. Nem, Cor. Nef, Kamviri niru; Hitt. Nepiš, Luw. Tappaš -, Lyc. Tabahaza. Suffixed nébhelā geeft Gmc. Nibila (vgl.. O.N. Niflhel, O.E. Nifol, O.H.G. Nebul, ook wel gevonden in MIE patronymic Nebhelńkos, Gmc. Nibulunkhaz, als O.H.G. Nibulunc, Nibulung), ook wel Welsh niwl, Lat. Nebŭla, als in nebhelós, nebulous, en Gk. Nephelē, als in nebhelínā, nepheline, nebhelométrom, nephelometer; Suffixed nebhologíā, nephology; Nasalized némbhos, regenen, wolk, voorbode, als Lat. Nimbus.

Voor DE PASTEI mē, afmeting, vergelijken afgeleiden suffixed Mḗlos, maaltijd "afmeting, zegel, gebenoemde tijdperk, tijdperk voor eten, maaltijd", als Gmc. Melaz (v.s.); Suffixed Mḗtis, wijsheid, handigheid, als Gk. Mētis, nader suffixed metio, afmeting, als Lat. Mētīrī, in nasalized p.part. Mensós, mat, mensósā, afmeting, mensosālis, mensural, kommensosā, evenredige, Disménsiōn, dimensie, ṇmensós, oneindig; Métrom, afmeting, regel, lengte, proportie, poetische meter (refereerde door enkel naar IE med -), als Gk. μέτρο03b, in metrikós, metrical, diametrós, diameter, geometríā, meetkunde, wiswometrikós, isometric, metrologíā, metrology, kommetríā, symmetrie; Uitbreidde en suffixed vormt Mḗnā, maand, maan, als Gmc. Mēnōn (vgl.. O.E. Mona), Gk. Mēn, mēnē, in de afgeleiden mēnopáusā, overgangsjaren, ṇmēnosréwiā, amenorrhea, enz.; Voor de maand, vergelijken ook wel Mḗnōts, als Gmc. Mēnōth - (vgl.. Goot. Menoþs, O.N. Manaðr, O.E. Mōnath, M.DU. Manet, O.H.G. Manod, Du. Maand, Ger. Monat), en Latin Mḗnsis, als in menstruā, menstruate, menstruālís, menstrual, dwiménstris, bimester, dwimenstriālís, bimestrial, seksménstris, semester, triménstris, trimester, enz. (Zie ook nul-muzieknoot suffix-m (ns) ris, maand).

PASTEI mēreferred ook wel naar sommige kwaliteiten van de geest, als suffixed o-muzieknoot Mṓtos, geest, beschikking, als Gmc. Mothaz (vgl.. Goot. Moþs, O.N. Moðr, O.FRIS. Mod, M.DU. Moet, O.H.G. Muot, Du. Moed, Ger. Mut), en Latin Mōs, wont, humor, manier, pasklaar, als in de lening woorden (aanstellerig door rhotacism) mosālís, strekking, Mósōs, pasklaar, mosónts (ós), aalwaardig.

Ook wel, PASTEI , grote, schenkt suffixed vergelijkende Mḗisā, groter, meer, als Gmc. Maizōn (vgl.. O.S. Mera, O.N. Meiri, O.ENG. O.FRIS. Mara, O.H.G. Mero, M.DU. Reine, Ger. Mehr), Osc. Maien, Gk. -Moros, Av. Mazja, O.IR. Mor; Ook wel, superlatief mēistós, meeste, Gmc. Maistaz; (Lat. Maes, "meer", komt van meg). 

IE med, nemen toepasselijke afmetingen, afmeting, geeft Gmc. Metan (vgl.. Goot. Mitan, O.E. Metan, O.FRIS., O.N. Meta, Du. Meten, Eng. Mete, Ger. Messen), ook wel (kom) médā, meten, Gmc af. (Wales) mætijaz (vgl.. O.N. Mætr, O.E. Gemæte, O.H.G. Gimagi, Eng. Tref, Ger. Gemäß); Medio, behartigen, helen, genezing, als Lat. Medērī, in medikā, medicate, medikínā, medicijn, medikós, medisch, remédiom, genezen; Meditā, nadenken, beschouwen, weerkaatsen, peinzen; Suffixed medes -, gevend (beïnvloedde door Lat. Modus) modestós, "behouden naar de toepasselijke afmeting", sober, ṇmodestós, inmodest; Modesā, "behouden hierine afmeting", sober, controle, ṇmodesatós, inmoderate; Medóntiā, Medusa, van Gk. Medein, "regel"; Suffixed o-muzieknoot módos, afmeting, grootte, beperking, manier, eendracht, melodie, moreel, als in módā, manier, modélos, model, modesnós, moderne, modidhakā, wijzigen, modolā, modulate, módolos, module, modulus, kommodā, commode, kommóditā, handelsartikel, adkommodā, accommoderen; Suffixed o-muzieknoot módios, een afmeting van de zaadkorrel; Verlengde o-muzieknoot Mōds, deskundigheid, afmeting, als in Mōdo, hebben gelegenheid, te zijn veroorloofde of verplicht, als Gmc. Mōtan (vgl.. Goot. Gamotan, O.FRIS. Mota, O.E. Motan, M.L.G. Moten, Du. Moeten, Ger. Müssen, Eng. Moet van O.E. Part.moste).

32. PASTEI werkwoord gen, bevallen, verwekken, makelij, is een inktkoker-getuigde wortel welk geeft afgeleiden verwijzen aspecten en resultaten van de voortplanting en naar familiale en van een stamme groeperingen, e.g door. Génōs, geslacht, aandeel, aard, geslacht, als Lat. Genus, generis, Gk. γένος, Skr. Janaḥ, geven afgeleiden genesā, genereren, Geneslis, generaal, Genestiōn, generatie; Alterneer basis gńa, gevende cognate gńtis, natuurlijke wijze, oorspronkelijk, clan, kin, geslacht, als Gmc. Kundiz (vgl.. O.E. Gecynd, Eng. Aardig), Lat. Gentis, Gk. γένεσ03b, Skr. Jāta, Lith. Gentis; Reduplicate gígno, verwekken, met het verleden deelwoord genitós, als in Genitṓr, Genitlis, komgenitālís, enz., Vgl.. Lat. Gignere, Gk. γίγνε03c, Skr. Jajanti, Av. Zīzənti; Gnāsko, geboren word, van Lat. Gnāscī, als in gnātós, stond, gnātēiuós, indiogeen, Gntiōn, natie, Gntosā, natuur, komgnātós, cognate door; Prāignánts, zwanger; Génios, procreative divinity, aangeboren tutelary animo, ingeborene kwaliteit; Engenuós, stond in (een plaats), indiogeen, natuurlijke wijze, freeborn, dan ingenuous, en Genuīnós, echt door; Engéniom, aangeboren karakter, latere motor, en engeniónts (ós), vernuftig; Endogenā, indiogeen, indigen; Génmēn, germen, als in genmenā, ontkiemen, genmenālís, enz. Vergelijk ook wel Gmc. Kunjam, Osc. Genetaí, Umb. Natine, Skr. Janati, Pers. Zāēdan, Phryg. Cin, Thrac. Zenis, Toch. Kän, Wapenen. Cnanim, Lith. Gimdyti, Ltv. Znots, OCS Zętĭ, Russ. зять, O.IR. Ro-genar, Welsh geni, Misgewaad. Dhëndër/dhândër, Kam. Zut; Hitt. Genzu.

33. Van DE PASTEI wortel weid, woid, aantreffen, weten, vergelijken Gmc. Wītan (Goot. Weitan, O.N. Vita, O.S., O.E. Witan, O.H.G. Wizzan), Lat. Uidēre, Gk. ιδειν, ειδοσ, οιδα, Doric Gk. Woida, Skr. Vēdah, Av. Vaēda, Phryg. Verstand -, Wapenen. Gitem, O.PRUSS. Widdai (van Vidāi̯et), Lith. Véizdmi, O.C.S. видѣт043, Pol. Widzieć, Rus. ви́де044, Gaulish vindos, O.IR. Ro-fetar, Welsh gwyn, Breton gwenn, Kashmiri Vūčhūn. Afgeleiden sluiten wéistos (< *wéidtos), les, wijsheid, kennis, verschijning, vorm, manier, als Gmc in. Wissaz (vgl.. O.N. Viss, O.S., O.FRIS., O.E. Wīs, O.H.G. Wiz, O.FR. Guise, Du. Wijs, Ger. Weise, Eng. Wijs); Suffixed Wéidōs, vorm, gedaante, als Gk. Eidos, in wéidolom, idool, eidolon, als Gk. εἴδωλ03b; Nul-muzieknoot vorm wídiom, kennis, betrekking, intelligentie, geest, als Gmc. Witjam (vgl.. O.N. Vit, O.S. Verstand, O.FRIS. Verstand, O.H.G. Wizzi, O.E. Verstand, Dan. Vid, Swed. Vett, Ger. Witz), ook wel ṇwídiom, onwetendheid (vgl.. Goot. Unwiti); Van nul-muzieknoot widē, aantreffen, kijken, als Lat. Uidēre, zijn wistós (< *widtós, uisós in Latijns), gezien, als in wístā, visum, Wístiōn, zicht, wistitā, bezoeken, Wístōs, visor, adwístom, advies, adwistā, adviseren, enwídiā, wangunst, ekwidénts, duidelijke, prowidē, bedacht zijnen op, prowistós, bedacht was op, ṇprowistós, onvoorzien, nprowistā, improviseren, enterwidē, interview, enwidiónts (ós), invidious, prāiwidē, previse, prowidē, bevoorraden, prowidénts, voorzichtig, rewidē, bespreken, rewistā, reviseren, superwistā, surveilleren, karteren; Suffixed widésiā, verschijning, vorm, voorstelling, als Gk. δα; Suffixed Wistr (< *widtór), wijs, geleerd, leerde man, Gk. Histōr, in wistoríā; Ńwidā, Dodenrijk, de onderwereld, misschien "de onzichtbaar", als Gk. Haidēs/Aidēs; Suffixed o-muzieknoot wóidos, kennis, als Skr. Vedaḥ.

34. Indo-europees qēl, ver, geeft prefixen qēle -, ver ervandoor, van Gk. τηλε - (schreef aan qēleos, Gk toe. τελεο03c, beëindigen, doel, resultaat), en Qḷai-, langgeleden, Eng. Paleo -, van Qḷaiós, oud, oeroud, Gk. παλαι1f7. This PIE base is possibly related (as a lengthened form) to qel, move around; cf. Skr. Caramah, Welsh pellaf, Bret. Pell.

Het is besproken hetzij tv was gevormd in Eng. Of leende van Fr. Télévision, in welke ook geval van Gk. Tele -, "ver ervandoor, afar, op of naar een afstand", en Lat. Zicht. Andere voorstellen voor de naam van deze dan-hypothetische technologie waren telephote (1880) en televista (1904). De technologie was ontwikkeld in de 1920 en '30. Lening-vertaald in Ger. Als Fernsehen.

Engelse technologie komt van DE PASTEI teks, weefsel, ook wel fabriceren, plait, vgl.. O.N. þexla, O.H.G. Dehsa, Lat. Textō, Gk. Tektōn, Skr. Takṣati, Av. Tašaiti, O.PERS. Ustašana, Pers. Taš, Lith. Tašau, Ltv. Tešu, OCS Tešǫ, Russ. Tesla, Ir. Tál; Hitt. Takš. Gemeenschappelijke afgeleiden sluiten tékstos, tekst, komtékstos, verband, prāitékstos, aangrijpingspunt in; Suffixed tékslā, web, net, trekken van een weefsel krom, ook wel onderlegger van de wever (waartegen de scheringdraden zijn verbonden zich), ook wel gevonden in adj. Suptekslís, dun, mooi, nauwkeurig, doordringend (< *sup-tékslā, "draad langsvarend beneden de trekken", de beste draad) krom; Suffixed Téksōn, wever, maker van de mandwerk voor brengen muren, bouwondernemer, Tekstṓr, bouwondernemer, Tékstōn, timmerman, bouwondernemer, als in tekstonikós, tectonic, of Arkhitékstōn, architect (van Gk onder. Arkhein, "beginnen, regel"); Téksnā, kunst, handwerk, handigheid, als Gk. Tekhnē, in teksnikós, technische, teksnologíā, technologie.

Andere gemeenschappelijke PASTEI werkwoordelijk wortel voor "de weefsel" was webh, als in Gmc. Webanan (vgl.. O.N. Vefa, O.E. Wefan, O.H.G. Weban, M.L.G., M.DU., Du. Weven, Eng. Weef, Ger. Weben), Gk. Huphē, Skr. Ubhnāti, Av. Ubdaēna, O.PERS. Baftan, Pers. Bāfad, Toch. Wäp/wāp, Misgewaad. Vegjë. Een gemeenschappelijk MIE woord is o-muzieknoot wóbhiom, web, stoffen, als Gmc. Wabjan (vgl.. O.S. Webbi, O.N. Vefr, O.E. Webb, O.H.G. Weppi, Du. Webbe, Ger. Gewebe), ook wel als Engelse lening woord eenvoudig webh, als in Wíralts Wit Webh, World Wide Web, WWW; Ook wel, wobh (ik) o, terugbewegen zich en fort als in weven, als Gmc. Wab - (vgl.. O.N. Vafra, O.E. Wafian, wæfre, M.E. Waveren, M.H.G. Waben, L.GER. Wabbeln); Suffixed nul-muzieknoot vorm úbhā, web, als Gk. Huphē.

Proto-indo-europeanwi, in tweeën, vandaan, is de bron voor adj. Witós, wijd, als Gmc. Withas (vgl.. O.S., O.E., O.FRIS. Wid, O.N. Viðr, Du. Wijd, O.H.G. Verstand, Eng. Wijde, Ger. Weit), en ook wel voor de verstand (e) ros/m, tegen, ontstak. "Meer in tweeën", als Skr. Vitaram, Gmc. Withros (vgl.. Goot. Wiþra, O.S. Withar, O.N. Viðr, O.E. Wið, O.H.G. Widar, M.DU., Du. Weder, Du. Weer, Eng. Met, Ger. Wieder). Vergelijk andere afgeleiden als Skr. Vi, Av. Vi -, Hitt. Na-wi "nog niet", O.C.S. Vutoru, "andere, seconde", als Russ. второ043.

35. PASTEI wortel ag, aandrijving, slaken of fort, verhuizen, was intrede doen motie, schenkt O.N. Aka, Lat. Agere, actus, Osc. Acum, Gk. ἄγω, Skr. ájati, ajiráh, Av. Azaiti, Toch. āk, Wapenen. Acem, O.IR.AD-aig, āin, O. Welsh agit; Zeker Hitt. Aggala -, "ploegen". Voor meer op ag, v.i.36. V

oor de wortel legh, uitstrekken zich, overblijfsel, gaf Gmc. Ligjan (vgl.. Goot. Ligan, O.N. Liggja, O.E. Licgan, O.FRIS. Lidzia, M.DU. Ligghen, O.H.G. Liggan), Lat. Lectus, Gk. λεχώ, Toch. Plas/leke, Lith. Op-lagai, Ltv. Lagača, O.C.S. Lego, Russ. лежа́044, Polishleżeć, Gaul. Legasit, O.IR. Lige, Welsh gwal; Hittite lagi.

37. PASTEI wortel peds, voet, is de bron voor Gmc. Fōts (vgl.. Goot. Fōtus, O.N. Fōtr, O.E. Fōt, O.H.G. Fuoz, Du. Voet), Lat. Pedis, Umb. Peři, Gk. πεζός, Dor. πώς, Skr. раdám, Av. Pâda -, Pers. Pa, Arm.het, Toch. Peṃ/paiyye, Lith. Pė́dą, Ltv. Pęda, O.C.S. пѣшь, Russ. пе́ши043, Pol. Pieszy, Misgewaad. Poshtë, Osset. Fad; Hitt. Pata, Lyc. Pede -, Luw. Pati -.

38. De gemeenschappelijke werkwoord klus (sk) o, toehoren, komt van nul-muzieknoot van DE PASTEI klew, gehoor geven, en het heeft afgeleiden refereren ook wel naar beroemdheid, woord of luid, als in Gmc. Khlusinōn, 'horen' (vgl. toe. O.E. Hlysnan, O.H.G. Hlosen, Eng. Hoor), Khlūdaz, 'luid' (vgl. toe. Goot. Hliuþ, O.N. Hljóðr, O.N. Hlud, O.H.G. Hlut), Lat. Cluēre, Gk. κλυω, κλέος (als in Ἡρακλ1fc, Herakles), Skr. śru, srnoti, c̨rāváyati Av. Sraota -, surunaoiti, sravayeiti, M.PERS. Srod, Pers. Sаrāуīdаn, Illyr. Cleves, Toch. Klyos, klāw, Wapenen. Lu, O.LITH. šlãvė, šlovė̃, Lith. Klausau, šlóvė, Ltv. Klausīt, slava, hard werken, O.C.S. Slusati, slava, slovo, Russ. слово, сла́в043, Pol. Słowo, słаwа, Gaul. Clu, O.IR. Clunim, Welsh clywaf, Misgewaad. Quhem.

Het gemeenschappelijke Slavische woord naar definiëren zichzelf, O.C.S. словѣ043, словѣ043, herbouwde als een oudere basis [kjlou -], als uiteindelijk Indo-europees (vgl.. Voor klutós, "veraem, wijdvermaarde", Skr. śrutá -, Av. Sruta -, Gk. Lytós, Lat. In-clitus, M.IR. Rocloth, O.H.G. Hlot-hari, Wapenen. Lu), is een demonym wiens eerst verwijzing is zeker gevonden in Ptolemy, die identificeerde stammen riep Stavanoi en Soubenoi, dan vertaald (6 eeuw) als M.LAT op. Sclaueni/Sthlaueni, M.GR. Σκλαβ03b/Σθλαβ03b. Het is zodoende zeker schreef aan ook niet slava, beroemdheid, (als slaviane), zodoende "luisterrijke mensen", of van slovo, speach, (als Slověne), daarom oorspronkelijk bedoeling "partijlid van de toespraak gemeenschap" (vgl. toe. Albanees substantief voor zichzelf, shqipetár, ontleenden aan shqipónj, begrijpen), in het contrast met de Duitsers, die waren in O.C.S. Nemici, schreef aan nemu 'dom' toe. Vergelijk met de Griekse gewoonte van benutten βαρβα03c naar bedoelen "vreemd, vreemd, onwetend" (afgeleiden zijn Lat. Barbărus, Eng. Barbaars) van DE PASTEI basis barbar -, echoic van onbegrijpelijke toespraak, zoals die van de buitenlanders (vgl.. Skt. Barbara -, stotteren, ook wel Non-aryan). Daarom, een juiste MIE wederopbouw voor zodanig Slavische term is Klówenos, Slav, voor словѣ043, en Kloweniskós, Slavisch, voor словѣ043, maar – omdat de wederopbouw is onzeker, en modern kruiste borrowings zijn usual–, moderne lening woorden Slawénos, Slaweniskós moet zijn prefereerde.

Voor gemeenschappelijke MIE termen – welk kon zijn ook wel schreef met de voorletter klo-ter vervanging van slo -/sla - uit, vergelijken: Slawénos, Slav; Slaweniskós, Slavisch; Slowéniskā, Slowakije; Slowéniā, Slovenië; Sloweniskós, Slowaak; Slowenikós, Sloveen; Augosláwiā, Joegoslavie. De later is een mengen van MIE herbouwde augs, zuid, fromug - (juiste IE wederopbouw van Slavische etui -), oorspronkelijk verwijzen een zuidenwind door, misschien uiteindelijk van DE PASTEI wortel aug, met de afgeleiden bedoeling uitbouwing, uitbreiden, als reeds gezien.

39. PASTEI wortel bhesbreathe, mep, gaf Skr. Bhas -, Gk. ψυχει03b, en is zeker van nabootsende oorsprong. Zijn nul-muzieknoot bhs - schenkt vermoedelijk *bhsūgh [' (bh) su:-kha:], animo, geest, oorspronkelijk adem, leven, "de onzichtbaare entiteit achter het lichamelijke lichaam" (belichaamde als Psykhe, de vrijster van Eros), een MIE lening woord (Bhsūgho- in de preparaten) van Gk. ψυχή, met een unreconstructed Griek uitgang-kh -, zeker PASTEI-gh -. In het licht van O.IND. Bábhasti, enkel zou veeleer een metathesized PASTEI spu -, vandaar MIE Psūgh herbouwen.

40. Meestal herbouwde voorzetsel en preverb *ksun, met, aaneen, als Gk. ξυν, is uitgelegd als kom via Greek-psi ondergrond (Villar). Slavisch su -, zo/s, gewoon vergeleek met de Griekse vorm, kon andersomgen komen van nul-muzieknoot sm (treffen sem,), als O.IND aan. Sa. Dan mengen Smwdus, raad, van Slavisch zo-vetu, is ook wel gevormd door O.C.S. вѣтъ, begeleiden, advies (een lening-vertaling in Gk. βουλή in συμ-βο03), welk komt van DE PASTEI wortel weid, weten (zien Consonant Change in § 2.8.4), ook wel gevonden met dit ruimere besef van spreken, "splitsen kennis", in Baltische zee, vgl.. O.PRUSS waitiāt, Lith. Vaitenù.

41.  IE ontstak Gntiōn, natie, aandeel, geslacht,. "Die welk hebb geboren word", is een Latijn lening van gn (ā) tós, verleden onderdeel. Van gnásko, geboren word, als Lat. Natiōnis, natus, gnasci (uiteindelijk van gen). Politiek besef heeft gaandeweg van raciaale bedoeling "ruime groepering van mensen met gemeenschappelijke voorgeschiedenis" overgenomen, en gemeenschappelijke afgeleiden sluiten gnātionālís in, nationaal, of Gnātionlitā, nationaliteit, of gnātēiuós, indiogeen, "ingeboren, produceerde door de geboorte", enz.

42. PASTEI wortel voor prkskóis prek, vragen, smeken, bidden, en is cognate met Gmc. Frēkhnan (vgl.. Goot. Fraíhnan, O.N. Fregna, O.E. Frignan, O.H.G. Frāga), Lat. Prex, Osc. Aparsam, Umb. Pepurkurent, Skr. Prac̨nás, Prāś, Av. Frāsa, Toch. Prak/prek, Wapenen. Hаrc̣аnеm, Lith. рrаšаũ, Ltv. рrаsu, O.C.S. проси044, Russ. проси030, Pol. Prosić, Welsh archaf, Ir. Arco, M.BRET. Archas. Gemeenschappelijke MIE afgeleiden sluiten preks, gebed, als Lat in. Prex, en werkwoord prekā, smeken, bidden, als Lat. Precāri, in prekāsiós, onzeker (een puurer IE woord is dúsopis, vgl.. O.IR. Domme 'kwaad' < *dus-op-smjo, Lat. Inops, O.IND. Durāpah'hard naar obtaing, enz), deprekā, deprecate, enprekā, imprecate; Van prkskó is breidde p (o) rs (k) stolā uit, vragen, aanvraag, eisen, als Lat op. Postulāre.

43. Modern Indo-europees woorden voor "brengen":

Een.    Afgeleiden van een origineel PASTEI wortel dem - zijn Dṓmos/démos, huis, 'beveiliging', zijn Lat. Domus, Umb. Dâmoa, Gk. δόμος, δῆμος (deme), O.IND. Dámas, Av. Dąm, Toch. Baret/täm, Wapenen. Tun, Lith. Namas, Ltv. Nams, O.C.S. домъ, Rus. дом, Pol. Dom, Welsh . Ook wel gemeenschappelijk voor de lord, 'brengen'-magister' onder, is Dómūnos, vgl.. Skr. Dámūnas, Lat. Dominus (zien Latijn ablaut). Van IEDṓMN is Gk. δῶμα, koepeltent. Zeker van zelfde wortel is basis demo, postuur, gevend démrom, spant, Gmc. Temran (vgl.. Goot. Timrjan, O.N. Timbr, O.E. Schoei, O.FRIS. Schoei, O.H.G. Zimbar, Ger. Zimmer); Ook wel werkwoord demrio, bouwen, Gmc. Timrian (bouwen, vgl.. O.E. Timbran, Du. Timmeren, Ger. Zimmern) en vergelijken ook wel Gmc. Tumfetìz, (Eng. Toft, van O.N. Topt), Gk. δάπεδ03b, Lith. Dimstis.

B.    Voor 'house'in Germaanse talen MIE bouwt een gemeenschappelijke som, behuizing, beveiliging, van Gmc om. Khusam (vgl.. Goot. -Hus, O.N., O.E., O.FRIS. Hus, Du. Huis, Ger. Haus), zeker schreef aan PASTEI wortel (s) kéu toe, dek, verhullen. Vergelijk in kéudh (ik) o, dierevel, verhullen, Gmc. Kluthjanan (O.E. Hyde), Gk. κεθω, en andere afgeleiden zoals kéudhis, bekleding, Gmc. Khudiz (vgl.. O.N. Huð, O.E. Hyd, O.FRIS. Hed, M.DU. Huut, Ger. Haut), skéuiom, wolk, cloudcover, als Gmc. Skeujam (vgl.. Goot. Skuggwa, O.N. Scy, skuggi, O.E. Sceo, scua, O.S. Scio, O.H.G. Scuwo, Scūr, O.ICE. Skāli, Skjōl, M.H.G. Hode, Ger. Scheuer), Lat. Cutis, scutum, ob-scurus, Gk. κύτος, Skr. Kostha, skunati, Wapenen. Cim, Lith. Kẽvalas, Ltv. Skura, Rus. Kishka, O.IR. Cūl, Welsh cuddio.

C.    PASTEI wortel kat, stulp, zonnescherm is zeker de bron van Romaans kasā (zodoende oudere PASTEI kátiā) als in Gmc. Kha - (vgl.. O.E. Heaðor), Lat. Catena, cassis, castrum, Av. Kata -, Pers. Kad, O.C.S. Kotici, kotú, O.IR. Cathir, Welsh cader. De verschillende oorlogszuchtige bedoelingen gevonden zijn uitgelegd door de verwardheid met een lijkend op PASTEI wortel, kats, horde, strijd, vgl.. O.N. Hoð, O.E. Heaþu, O.H.G. Hathu, Skr. śātayati, Toch. /Keta, O.C.S. Kotora, Gaul.catu, O.IR. Cath, Welsh fielt.

Vergelijk ook wel van andere werken, Swe. Kåta, Evenmin. Kota/kote/kåte (zeker leende van Uralic kota, als Finse taal koti, Est. Kodu, Knoopte. Ház), en ook wel Skr. Cātvāla -, Av. čāiti, Toch B kotai -, Misgewaad katua, alsmede andere onverklaarde woorden zoals Bul. къща, Srb.-Cro. Kuča, Sloveen hiša, alle bedoeling stulp, zonnescherm, huis, of gat, kerker, enkel van hen herbouwd als ontleenden aan PASTEI wortel ket, opslag gracht (Mallory-adams).

D. Oud Greek οκος (oíkos), huis, komt van IE wóikos, welk schonk ook wel Gk. οἰκία, brengen, en Gk onder. οἰκησ03b, behuizing, overheid, en Gk. οἰκητ03c, inwoner; In MIE, het heeft alomvattende lening-vertalingen zoals woikonomíā, economie, oorspronkelijk "huishouden, beheer", van woikonómos, econome, "beheerder, beheerder", woikologíā, ecologie, Woikosōménos, wereld, bewoonde wereld (in Proto-greek Woikohōmeno- - > Att. Gk. οἰκου03b [γῆ], "bevolkte [land]"). Het is de o-muzieknoot vorm van wéikos, dorp, behuizing, "groepering van huiz'en, (vgl.. Lat. Uīcus, Skr. Vesaḥ), als in wéikinos, buur, weikínitā, buurt, of lening woord Wīllā (ervan. Landhuis, land brengen, landhuis, landgoed, van Lat onder. Landhuis, andersomgen van DE PASTEI wéikslā). Het substantief is ontleende aan PASTEI wortel weiks, clan, dorp, "maatschappelijke eenheid boven het huishouden"; Vergelijk Goot, O.H.G. Weihs, O.E. Wic, Skr. Viś, Av. Vīs, O.PERS. Vitham, Toch. īke, Lith. Viešas (vgl.. Ook wel O.PRUSS. Waispattin, Lith. Viešpats, MIE weikspóts, 'clan-magister", herbergier, een mengen gelijkwaardig naar dems-póts, 'brengen'-magister", herbergier, en lijkend op naar ghos-póts, 'gast'-magister", logementhouder), Ltv onder. Viesis, OCS Vĭsĭ, Russ. Ves', Pol. Wieś, Misgewaad. Vis.

MIE suffix-nomíā,-nómos komen van IE nómos, gewoonte, wet, gebruik, methode, Gk. νόμος, andersomgen van DE PASTEI basis nem, verkavelen, ronddelen, onderverdelen, regelen; Vgl.. Gmc. Niman (vgl.. Goot. Niman, O.N. Nema, O.E. Naemel, numol, O.H.G. Nëman, Eng. Verkleumde, nim, Ger. Nehmen), Gk. νέμει03b, Av. Nəmah, Toch. ñemek, Lith. Nuomas, Ltv. Noma, Russ. Nemoj, O.IR. Nem. Ander wist afgeleiden sluiten nómesos, nummer, afdeling, als Lat in. Numerus, nomesālís, nummer, enz. Nómā, pasturage, grazende, vandaar "een verbreiding, een verbreiding zweer", noma, waarvan nómads is afgeleid (Lat. Nomas); Ook wel, nomismátis, Lat. Numismatis, in nomismátikā, muntkunde, van nómismn, huidig geldstuk, pasklaar (van O.GK. νόμισ03b, ontstak. "Wat was sanctioneerde door pasklaar of gebruik"), van IE werkwoord nomiso, "naar de ruim of eigen als een gewoonte, gebruik, naar het gebruik gewoonlijk, oefenen zich, te zijn gebruikt naar een ding" (als Gk. νομίζ03c, andersomgen van νόμος). Ook wel, Németis, Gk. Wraakgodin, van Gk. Νέμεσ03b, "verontwaardiging, jaloersheid, wraak" ontstak. "Uitreiking, afscheiding".

E. Voor Indo-aryan ghar, vergelijken een comon IE wortel ghers, baan, yard.

44. For PIE base pótis,powerful, able, capable; also lord, master, compare poto, “be able”, (from Lat. Potere), waarvan poténts (Lat. Pres.p. Potens) en poténtiā; Vgl.. Ook wel Gk. Posis, Skt. Patih, Lith. Patis. Ook wel gevonden in de preparaten posso, zijn staat in, (Lat. Posse, van [ti] s, in staat, en [e] s, zijn), als in possibhilís, mogelijk, "die kan zijn deed", en possedē, bezitten (van Lat. Possidēre, van po [ti] s, "als magister", en sédē, zitten), welk geeft Posséstiōn (< *possedtion), bezit, vormen welk zijn behoorlijk stelden in Potḗio, als O.LAT. Potēō, een werkwoord gebruikelijk in modern Romaans door een V.LAT. Potere (vgl.. Fr. Pouvoir, Ita. Potere, Portugal., Badplaats. Poder, Rom. Putere, enz.).

Voor DE PASTEI es (ouder *h1es), zijn, vergelijken Goot. Ist, O.N. Es, O.E. Is, O.H.G. Ist, Lat. Est, Osc. Súm, Umb. Gezonden, Gk. Esti, Skr. Asti, Av. Asti, O.PERS. Astiy, Toch. ṣe/ṣei, Wapenen. ē, O.PRUSS. Asmai, Lith. Esmi, Ltv. Esmu, O.C.S. Jestĭ, Russ. есмь, Pools gekscheren, O.IR. Ben, Misgewaad. është/âsht; Hitt. Asa, Lyc. Es, Luw. Als, Lyd. E -, Palaic -. Hetten oorsprong is traceerde door enkel taalkundigen naar een dialectale uitspraak van eg -, "ik", in enkel vroeg (influencial) Satem dialect; Vergelijk O.IND. ásmi, "ik ben" (< PASTEI és-mi, van IE II *eg'?->*Es, vgl.. Skr. áham, "ik", van eghóm), of Lat. Som, "ik ben" (van DE PASTEI esóm, vgl.. Ven. Ehom, "ik", van eghóm). Zodanig uitduiding van Pokorny is misschien erbuit-verouderd vandaag in het licht van de nieuwste bevindingen op de zogenaamd palatovelars, v.s.

Een.    Een juiste Indo-euroepan woordbetekenis ''zijnen' "verschuldigd" was PASTEI werkwoord áik, zijn magister van, bezitten, en áikos, magister, eigener; Als Gmc. Aiganan (vgl.. Goot. Aigan, O.FRIS. Aga, O.N. Eiga, O.E. āgan, O.H.G. Eigan, Eng. Moet), Skr. īṣṭe, Iṣah, Avestan īšti, išvan -.

Een lijkend op IE slaan vormen áiks, bedoeling spiets, snoek aan; Vergelijk O.N. Eigin, Lat. īcō, Gk. αικλο03c, Av.išarə, O. Pruss. Aysmis, Lith. Iešmas, Ltv. Iesms, O.C.S. Igla, Russ. игла, Pol. Igła.

B. Voor DE PASTEI sed, zitten, vergelijken afgeleiden sedio, Gmc. Sitjan (vgl.. Goot. Sitan, O.S. Sittian, O.N. Sitja, O.E. Sittan, O.FRIS. Sitta, M.DU. Sitten, O.H.G. Sizzan, sezzal); Sédlos/sédlā, zitplaats, positie, als Gmc. Setlaz (vgl.. Goot. Sitls, M.L.G., M.DU. Setel, O.E. Setl, Du. Zetel, Ger. Sessel), Lat. Sella, O.C.S. Sedlo, O.E. Sadol; Suffixed stative sedē, zitten, als Lat. Sedēre, met p.part. Sestós (< *sedtós), zat, gevende sedentasiós, zittende, Séstiōn, zittingsperiode, sédikom, beleg, (van L.LAT. Sedicum, alhoewel belegeren van Lat. Is situā, misschien van IE tkei), dissedē, afwijken, dissedénts, dissident, adsedē, asist, vaststelen, helpen, adseduós, assiduous, prāisedo, presideren, resedo, zetelen, supsédiom, stipendium (maar supsisdo, v.i.); Griek έδρα is IE sedrā, stoel, troon, gezicht van een geometrisch vast materiaal, vandaar leenvertalingen komsedrós, zitting in de raad, komsédriom, raad (waarvan Hebrewsanhedrīn, van Gk. συνέδ03c), eksedrā, exedra, kátsedrā, cathedra, Katsedrlis, dom, bisschop treffen, qetrasédrom, tetrahedron aan; Ook wel, van Latin Sḗdēs, aantreffen, zitplaats, verblijf, sēdā, bezadigd, rekenen, calmdown af; Prefixed en suffixed pisedio, zitten aan (pi, van epi); Vgl.. Ook wel Umb. Sersitu, Gk. ἕζομα03b, Skr. Droevige, Av. Nišaðayeiti, O.PERS. Niyašayadan, Pers. Nešastan, Toch. Sätk, Wapenen. Nstil, O.PRUSS. Sīdons, Lith. Sėdėti, Sėdžiu, sėsti, sėdu Ltv. Sēdēt, sēdu, Slav. Sěděti, Sědi̯ǫ (O.C.S. сѣдѣт043, сѣждѫ, Russ. сиде́044, сесть Pol. Siedzieć), Sěsti, Sędǫ (vgl.. O.C.S. сѣсти, сѫдѫ, O.RUSS. сѣсти, сяду, Pol. Siąść, siądę), Gaul. Essedum, O.IR. Saidim, Welsh seddu, Ir. Suidh.

45. Voor DE PASTEI gherwith het besef van insluiten, vergelijken Gmc. Gardaz (vgl.. Goot. Gards, O.N. Garðr, O.E. Geard, O.FRIS. Garda, Du. Gaard, O.H.G. Gart), ook wel Lat hortus, cohors, Osc. Herííad, Gk. χορτο03c, Skr.gṛhá-, Phrygian-gordum, Lith. žardas, Ltv. Zārds, Gaul. Gorto, O.IR. Gort, Welsh garth, Bret. Garz, Misgewaad. Garth -; Hitt. Gurtas. Balto-slavische termen bejegende deze wortel en begin met [g] – als Lith. Gardas, O.C.S. Gradu, Rus. Gorod,-grad, enz. –Zijn eigen ontwikkelingen niet aanstellerig door satemization, soms uitgelegd als borrowings van Gmc.

46. IE geeft Ghrḗdhus, honger, Gmc. Grēduz (vgl.. Goot. Gredus, O.E. Grædum, cognate met Skt.grdh, Gk. -Gyros) en bijvoeglijk naamwoord ghrēdhighós, hongerig, als Gmc. Grēdigaz (vgl.. O.S. Gradag, O.N. Graðr, O.ENG. Graedig, Eng. Gulzig). Van gelijke PASTEI wortel is ghŕtā, aanvuren, animeren (van Lat. Hortārī, gevend eksghŕtā, exhort), ghŕis, sierlijkheid, gunst (van Gk. χαρις, welk schenkt ghrísmā, charism, of (Een) sughristíā, Eucharist), ghrē, het is noodzakelijk (van Gk. χρη, welk schenkt ghrēstós, nuttig, en ghrēstomńdhia, bloemlezing). Met de – misschien ouder – besef van de ingewanden, vergelijken Gmc. Gernjan (O.N. Gorn, O.ENG. Gearn, O.H.G. Garn, Eng. Garen), O.E. Gorst, Lat. Breuk, horrēo, Gk. χορδή, χέρσο03c, Skr. Hirah, Harṣate, Av. Zaršayamna, Wapenen. Dzar, Lith. žarna, Ltv. Zarna, Russ. зор, O.IR. Kledij, Welshgarw, Misgewaad. Derr; Hitt. Karat.

47. PASTEI wortel cei (w), leven, oudst *gweih3, met metathesized variant cjo - (ouder *gwjeh3, gekleurd naar *gwjoh3) geeft afgeleiden nul-muzieknoot Cwós, bestaan, levend, als Gmc. Kwi (k) waz (vgl.. Goot. Quis, O.N. Kvikr, O.E. Cwicu, O.FRIS. Quik, O.H.G. Quec, Ger. Keck, Eng. Gezwind), Lat. Uīus; Werkwoord Cīwo, leven, als Lat. Uīuere; Cīwoparós, levenbarend, bestaan, levend, als Lat. Vivipărus, en verkorte (wo) párā, adder, "lager leven jong", van Lat. Vipĕra (beide van IE parós, v.s.) En nader suffixed vormen C (wo) tā, leven, Lat. Vita, in Cī (wo) tālís, vitaal. Vergelijk ook wel O.E. Cwifer, Lat. Uīuō, Osc. Bivus, Gk. βίομα03b, Skr. ǰīvaiti, Av. Gaēthā, jiġaēsa, O.PERS. Gaithā, Pers. Zēstan, Toch. śo/śai, Wapenen. Keam, O.PRUSS. Giwа, giwāntei, Lith. Gýti, gyventi, Ltv. Dzīvs, Dzīt, O.C.S. живѫ, жити, Russ. жить, живу́, Polish żyć, żyję, Gaul.Biturīges, O.IR. Bethu, Welsh byd.

Voor andere gemeenschappelijke PASTEI bijvoeglijk naamwoord bedoeling "levendig", vergelijken Bherḗs, als Lith. Bruzdu, O.C.S. Brŭzŭ, Russ. Borzoj, Pol. Bardzo, Gaul. Brys, Ir. Bustehouders, en misschien Lat. Festīnō (maar vgl.. Dhes).

48. PASTEI wortel ser - geeft Sérōs, "beschermer", heroe, Gk. ἥρως, en generaal werkwoordelijk basis serw, lijfwacht, bewaren voor, in sérwā, behouden, konfijten, Lat. Seruāre, sérwio, dienen, als Lat. Seruīre, en sérwos, hard werken, bediende, Lat. Seruus (vormen ook wel gevonden in andere Cursieve dialecten, vgl.. Osc. Serevkid, 'bescherming', ooserclom, meestal beschouwde borrowings van Etruskisch); Vgl.. Ook wel O.IND. Av. Haraiti, (pasuš) Haurvō, "herder", Gmc. Sarwia, Bal. Serg -, Sla. Stergt.

49. Om een persoon door te verwijzen, man, PASTEI had sla man, uitgebreid als Indo-iranian mánus, Germaanse mánuos en Balto-slavic o-muzieknoot móng (ik) been aan. Vergelijk Gmc manwaz/mannaz (vgl.. Goot. Manna, O.N. Maðr, O.E. Mann, O.S., O.H.G. Man, Ger. Mann), Skr. Manuḥ, Av. Manu -, Pers. Mærd, Koerd. Mêr, Lith. žmogus, O.C.S. Mǫžĭ, Russ. муж, Polish Mąż, Kamviri mânša. Vergelijk ook wel met Ger. Mensch, Du. Mens, Evenmin.,Da. Menneske, Swe. Människa, Ijsje. Manneskja, van Gmc. Manniskaz, IE mánuiskos, persoon, menselijk (vgl.. Romany manush, van Skr. Manuḥ). Een gemeenschappelijk Europees lenen is mbhudhománu (o) s, van mengen ḿ (bhi) +bhúdhom (van Gmc. Budam, O.N. Bodh, "bevel")+mánuos, ombudsman (m.u.v. enkel regionaal vertaalde termen, als Fr. Médiateur, Badplaats. Defensor del pueblo, enz).

Enkel namen voor 'Duits', 'Duitsland', (Fr. Allemand, Badplaats. Alemán, Portugal. Alemão, Cat.alemany, Keltisch, zoals Welsh Almaeneg, Bret. Alaman, Indo-iranian, als Pers. Almani, Koerd. Elman; En zelfs Non-ie, als Turkish Alman, Arabisch almanya, Azeri Alman, Bask alemanera, Guarani Alemaniagua, Malagasi alema, Khmer alaman, Tagalogaleman), andersomgen een lening woord van de van een stamme naam die de naburige Alamanniused voor zichzelf. De term komt van Gmc. Meng Ala-manniz, PASTEI gereconstruerde Alománuis, met eerst woord van DE PASTEI wortel al -, daarom oorspronkelijk bedoeling ontstak. "Alle mannen".

PASTEI al, alle, is getuigde in Germaans en Keltisch. Germaanse afgeleiden sluiten alnós, alle, als Gmc in. Allaz (vgl.. Goot. Alls, O.N. Allr, O.E. Alle, eall, eal -, O.FRIS., O.H.G. Al), en alo - in mengt.

50. PASTEI stengel (s) neu - (vgl.. Skr. Snavan -, Wapenen. Neard) is een uitbreiding van (s) nē, spinnen, naaien. Het geeft afgeleiden Ntlā, naald, (met instrumentaal suffix-tlo -), als Gmc. Nēthlō (Goot. Nēþla, O.S. Nathla, O.N. Nál, O.E. Nǣðlæ, O.FRIS. Nedle, O.H.G. Nādala), Snot, snood, als Gmc. Snōdō, of Nḗmn, garen, als Gk. νημα. Vergelijk ook wel Lat. Neō, Gk. νειν, νηθω, Skr. Snājati, Ltv. Snāte, O.C.S. Niti, Russ. нить, O.IR. Snáthat, Welsh nyddu, nodwydd.

51.  Voor de afgeleiden van DE PASTEI wortel Sti, dierevel, stenig, ook wel verdiken zich, stijf maken, vergelijken stóinos, stenige, Gmc. Stainaz (vgl.. Goot. Bevlekt, O.N. Steinn, O.E. Stan, O.H.G., Dan. Steen, Ger. Stein), en Stjr, vast materiaal vet, van Gk. στεαρ; Vergelijk ook wel Gk. Stia, stion, Skr. Stjajat, Av. Staj, O.C.S. Stena.

52. PASTEI wortel Pūr/Pwr, vuur, bonfire, is zeker ontleende aan een ouder *peh2wr̥ (vgl.. Hitt. Paḫḫur) en heeft een onregelmatige Genitive Pūnós. Vergelijk Goot. Fōn, Gk. πυρ, Osc. Purasiai, Umb. Pir, Skr. Pu, Toch. Por/puwār, Wapenen. Hur, O. Pruss. Panno, Poolse perz, Cz. Pýř. De suffixed vormen Pū́ris, vuur, gaf Gmc. Fūris (vgl.. O.N. Fúrr, O.E. Fȳr, O.FRIS. Fiur, M.DU. Vuur, O.H.G. Fiur).

53. IE permeans leiden, verstrijken overheen, als in adj. Perwntós, wankel, substantief pérwntos, berg, als Skr. Parvataḥ; Pertā, afgrond, rots (misschien eerdere "bedrock", "wat ieder dringt naar"), als Lat door. Petra, Gk. πέτρα (beide dissimilated als *pétrā, welk bedoelt 'veder' in MIE, v.i., Pértus, plaats voor de overtocht overheen, doorwaadbare plaats als Gmc. Ferthuz (vgl.. O.N.FJöRðR, Eng. Zeearm) of peritós, zaakkundig (van Lat. Peritus). Andere afgeleiden sluiten o-muzieknoot poro, tocht, reis, als Gmc.faranan (vgl. in. Goot. Faran, O.E. Fara, Ger. Fahren, Eng. Verga); Póros, tocht, rijstrook, weg, als Gk. πόρος; Pórṇā/Pórṇom, veren, als Gmc. Farnō (vgl.. O.E. Fearn, M.DU. Varn, Ger. Farn, Eng. Varen), Skr. Parn̥am.; Ook wel, Pōrio, leiden, leiden tegenover, dragen veiligheid, als Gmc aan. Fōrjan (vgl.. O.E. Gefera, O.H.G. Fuoren, M.E. Fere, Ger. Führen). Met nul-muzieknoot, gemeenschappelijke IE woorden zijn prtús, gaan, toegang, rijstrook, moderne ford, haven, poort, als Gmc. Furthuz (vgl.. O.FRIS. Forda, O.E. Waad, O.H.G door. Furt, Ger. Furt), Lat. Portus, O.WELSH rit, Welsh rhyd; En Prt, bedoeling "poort" als fem. Substantief en "dragen" als een werkwoord, als in Lat. Porta en portārerespectively.

De noemen Portugal is MIE Prtukálē, Poort van "De boerenkool", als Lat. Portucale, met de seconde term van onzekere oorsprong, alhoewel enkel betreffen het naar DE PASTEI bronnen verwant naar Lat. Gallus, "Gallic", Lat. Calĭdus, "hartelijk", of Lat. Calx, "linde".

54. Engels woord "gegrond" komt van O.E. Triewe (W.SAXON), treowe (Mercian), trouw, betrouwbaar, van Gmc. Treuwjaz (vgl.. Goot. Triggws O.N. Tryggr, O.FRIS. Triuwi, Du. Getrouw, O.H.G. Gatriuwu, Ger. Treu), uiteindelijk van adj. Drewiós, schreef aan dréwom, boom, eik, bos, Gmc toe. Trewan (vgl.. Goot. Triu, O.N. Tré, O.S. Trio, O.E. Trēow, O.FRIS. Tre), beide dan alternatieve vormen van deru -, gevend dórus (Gen. Derwós), boom, eik, vijg. Firma, sterk, als in Lith. Drútas, Welsh drud, O.IR. Dron. Vergelijk andere IE afgeleiden van deru -, ook wel hoosden -: Lat. Durus, Gk. δρυς, δόρυ, Skr. Dru, dáru, Av. Dāuru, O.PERS. Duruva, Pers. Deraxt, Toch. Of, Wapenen. Tram, Caṙ, O. Pruss. Drawine, Lith. Derva, Ltv. Dreve, O.C.S. дрѣво, O.RUS. дрова, Rus. дерев043, Pol. Drwa, Gaul. Dervus, O.IR. Daur, derb, Welsh derwen, Misgewaad. Drusk, dru/drû, Kam. Dâa; Hitt. Ta-ru, Luw. Tarweja -, en ook wel A.MAC. Darullos.

55. Voor IE wortel leu, verslapen, onderverdelen, snijden in tweeën, vergelijken léuwā, Gmc.lawwō (Swe. Lagg, Eng. Lig) achter. Voor nul-muzieknoot vormen, vergelijken lwo, verslapen, vrijlating, binden, van Gk af. λειν, lúēs, plagen, pest (< "opheffing, verrotting"), van Lat. Luēs, en ook wel selwo, verslapen, binden, als Lat af. Soluere (van DE PASTEI s (w) e-lwo -).

56. PASTEI bélis, mogendheid, macht, schenkt O.H.G. Vriend, O.FRIS. Lijkkist, Lat. -bĭlis, Gk. βελτί03c, Skr. Bálīyān, Báliṣṭhas, bálam, Phryg.balaios, O.IR. Adbal, M.IR. Bolg, Welsh balch, Kamviri bâlim. O.C.S. бол͂и043, бол͂ь044, болѥ, Russ. больш043, Ukr. більш043, Bulg. бо́ле.

57. Indo-europeese vader, Patḗr, is misschien een eerder mengen gevormd door baby-spreken klinken als pa (vergelijken moderne baby woorden in uw taal begin withp+vowel), zeker eerder *ph2 -, en IE gemeenschappelijk suffix voor de schoonfamilie-ter, een knippatroon volgde in "moeder" en andere huisgenoten, ook. Het ontwikkelde als Gmc. Fader (vgl.. Goot. Fadar, O.N. Faðir, O.E. Fæder, O.H.G. Vetter), Lat. Pater, Osc. Patír, Umb. Pater, Gk. πατήρ, Skr. Pitár -, Av. Pitar -, O.PERS. Pitā, Pers. Pedar, Toch. Pācar/pācer, Wapenen. Haren, Gaul. ātir, O.IR. Athir, Welsh gwaladr, Kashmiri Petū́r, Osset. Fyd.

58. Indo-europees bhátis, verschijning, fase, geeft Greek φάσις (phasis). Het is ontleende aan bhanio, "aandragen ontsteken", oorzaak naar schijnen, merken, als Gk. φαινε03b (phainein), van DE PASTEI basis bhā, glans. Het schenkt ook wel afgeleiden bhantós, zichtbare, bhántom, schim, bhantasíā, hersenschim, énbhatis, klemtoon, enbhatikós, nadrukkelijke, epibhánia, driekoningen, bhaniómenom, voorval, omstandigheid, ook wel verschijnsel, van Lat. Phaenomĕnon, andersomgen van Gk. φαινό03b, enz.

59. Voor DE PASTEI ana, ademen, mep, animo, vergelijken Goot. Uzanan, andi, O.N. Anda, önd O.E. Eðian, ōþian, Lat. Animus, Osc. Anamum, Gk. Anemos, Skr. ānas, aniti, Av.åntya, Toch. āñcäm/āñme, Wapenen. Anjn, hov, Lith. Anuoti, O.C.S. Vonja, Russ. Von', O.IR. Anál, animm, Welsh anysbryd, anadl, Misgewaad. Ajë/âj.

60. De wederopbouw van gemeenschappelijke woorden voor dagelijks binnen Seven-day Week is bijna onmogelijk, niets anders dan door de adoptie van de nummers, van de naar zeven, zoals die gebruikt door de Roomskatholieke Kerk (Lat. Feriae, gebruikt in Portugees, treffen dhēs), Armenië, Griekenland, Iran, alsmede in Het arabisch, Georgian en Jood aan. Niettemin, er schijnt naar zijn een gemeenschappelijk oud (heidens) knippatroon, volgde in Grieks (en deels in De sanskriet), en lening-vertaald ervan in Latijn en hieruit in Germaans.

PASTEI dhēs (misschien een uitbreiding van dhē, instellen) is de herbouwde basis voor de woorden toegepast op diverse godsdienstige concepten, als nul-muzieknoot dhesós, god, Gk. θεός, in apodhesótis, slotstuk, ṇdhesós, atheistic, ṇdhesísmos, godloochening, endhesosiasmós, uitbundigheid (Gk. ἐνθου03c), pántdhesiom, pantheon, Gk. Πάνθε03b; Gevulde bloem-muzieknoot Dhḗsiās, vakantiedagen, Lat. Fēriae, (O.LAT. Fēsiae), Dhḗstos, feestelijk, Lat. Fēstus, in dhēstēiuós, feestelijke, Dhḗstēiuālis, festiviteit; Ook wel, nul-muzieknoot dhásnom, tempel, als Lat. Fānum, in dhasnatikós, maniakaal, prodhasnós, profaneren.

OPMERKING. In Latijn, de s voor m, n, l, verdwijnt, en de voorafgaande klinker merkt een compensatoire verlenging; Vgl.. Duenos: Cosmis > Cōmis; Columna Rostrata-resmom > rēmum; Fasnom > fānum, *habēsna > habēna, *catēsna > catēna; Candēsla > candēla, *quaisēsla > querēla. , Enz.

Voor DE PASTEI "smulpartij", een meer gemeenschappelijk werkwoordelijk aanslaan wij was gebruikt, vgl.. Goot. Wisan, OP vist, O.E. Wesan, O.H.G. Wist, Lat. Vescor, Skr. Anuvāvase, Av. Vastra, Lith. švest, Pol. Wesele, O.IR. Fíach, Welsh gwest, Hitt. Weši.

Een.    Het woord voor "de dag" (als tegen "de avond") in Indo-europees komt meestal van een gemeenschappelijk dínom, oorspronkelijk "daglicht", ontleend aan PASTEI wortel diw -, glans, en het is nog gevonden in Eng. Uitgeleend, van Gmc. Meng langa-tinaz, (zeker ontstak. "Langer daglicht", vgl.. Goot. Sintīns, O.S. Lentin, O.E. Lencten, M.DU. Lenten, O.H.G. Lenzo); Vergelijk ook wel Lat. Nіn-dinae (ook wel algemeen diēs, als in Eng. Diurnaal, van de basis *djeu -), Skr. Dinam, O.PRUSS. Deinan, Lith. Diena, Ltv. Diena, O.C.S. дьнь, Russ. день, Pol. Dzień, O.IR. Denus, día, Welsh dydd, Alb.gdhin.

B.    Germaans 'day'comes van het oud PASTEI agh -, dag, ouder *h2egh, beschouwde als een spanne van de tijdperk, vandaar "24 uURen, vgl.. Skr. Ahar, van IE ághōr, Av. Azan, van IE ághōn, en Gmc. Dagaz, herbouwde als MIE (dh) aghos, met eerst dh - van onzekere oorsprong, alhoewel enkel betreffen het naar DE PASTEI wortel dhech, branden, (welk gaf afgeleiden met het besef van "hete seizoen", "zomer", zodoende misschien met-agh - in Germaans naar bedoelen "verhit onderdeel van de dag", daglicht); Vgl..  Lat. Fovēre, Gk. -πτανο03c, Skr. Dahati, dah, Av. Dažaiti, Pers. Dāġ, Toch. Tsäk/tsäk, O. Pruss. Dagis, Lith. Dagas, degti, Ltv. Degt, OCS žešti, Russ. Sžigat, žgučij, Polish żgę, Ir. Daig, Misgewaad. Djek.

Hier is een summiere uitduiding van mogelijke lening-vertalingen van de namen van week dagen in Modern Indo-european in drie verschillende kalenders, Heidens (zoals Griek, Romein en Germaans, alsmede Sanskriet kalenders, de laatst volgden in Indiaan timekeeping, i.e., Moderne Hindi, Telugu, Gujarati, Bengali, en zelfs Tamil en Malayalam, begin in maandag), Internationaal (begin in maandag, gelijkaardig naar de traditionele Slavische), en Christen (rekenen Dhḗsiās, smulpartijen, van Ecc mee.Lat. Feriae, treffen dhēs), viz aan:

Ik. Maandag moet zijn Mntós (déinos)," (dag) van de maan". Vergelijk Gmc. Monan-dagaz, L.L. Lunæ teerlingen, Gk. ημερα Σελην03b, en Skr. Soma vāsara (Beng. Shombar). Ook wel, 'neutrale' Prwóm (déinom), "Eerst (dag)", en Christian Seqondh (Dhḗsiā), "Seconde (Smulpartij)", i.e. "Smulpartij volgende zondag".

PASTEI seq, volgen, geeft afgeleiden Gmc. Sekw - (vgl.. ONSEGGR, O.E. Secg, O.H.G. Beinsegga), Lat. Sequor, Gk. Hepomai, Skr. Sacate, Av. Hačaitē, O.PERS. Hačā, Toch. Säk/, Lith. Sekti, Ltv. Sekt, Ir. Sech Welsh hep. Gemeenschappelijke moderne MIE woorden omvatten Latijn afgeleiden séqtā, sekte, séqelā, vervolg, seqéntiā, opeenvolging, komseqénts, voortvloeiend, ekseqo, uitvoeren, bewerken, ekseqotós, geoefend, uitvoerde, ekseqotā, executeren, obhséqiom, eigentijds, obhseqiós, kruiperig, perseqio, najagen, proseqio, jagen, supseqio, followimmediatly, supseqénts, navolgend na; Seqestḗr, "aanhanger", bemiddelaar, depot, seqestrā, kidnapen, séqestrom, sequestrum, kinderroof; Seqós, volgend, mee, hiernaast van, als in Ekstrīnseqós, van buiten, extrinsic, Entrīnseqós, van daarbinnen, intrinsiek; Séqnom, identificerende zegel, voorteken (van "de standaard dat ieder volgt"), Lat. Signum, ook wel séqnā, voorteken, adseqnā, toewijzen, komseqnā, consign, deseqnā, bestempelen als, ontwerp, reseqnā, terugkomst, vergelden; Suffixed sóqios, geallieerde, kameraad ("aanhanger"), in soqiabhilís, gezellige, soqiālís, maatschappelijke, sóqietā, samenleving, soqio -, socio -, adsoqiā, associëren, komsoqiā, consociate, dissoqiā, vallen.

II. Tuesdayis Eiserós (déinos)," (dag) van de boosheid", als het is de dag van de goden van de oorlog; Vgl.. Gmc. Tiwaz-dagaz, (althoug Tiw, van DE PASTEI deiw -, zodoende, is inderdaad etymologically schreef aan Gk toe. Zeus en Lat. Iove, v.i.), Lening-vertaald van L.L. Martis teerlingen, ημερα Αρεως, "dag van Ares", en vergelijken ook wel Skr.Mangala vāsara (Beng. Monggolbar), geidentificeerd met Karttikeya, de god van de oorlog. Vergelijk voor DE PASTEI eis, oorspronkelijk misschien betekenen "hartstocht, kracht", vandaar 'boosheid, woede': Vgl.. Lat. īra, Gk. οίστρ03b, ἱερος, Άρης, Skr. Isirah, Av. Aēšma (als in Asmodeus, v.i.). Engelse "ijzer" komt van Gmc. īsarnan (vgl.. O.S. Isarn, O.N. Isarn, O.E. Isærn, M.DU. Iser, O.H.G. Isarn), leende van Keltisch isarnon (vgl.. O.IR. Iarn, Welsh haiarn), van IE ájos (gen. ájesos, PASTEI wortel ajos -, oudere H2ei̯os), oorspronkelijk metaal ("krachtig, machtig materieel"); Vergelijk ook wel Gmc. Ajiz, (vgl.. Goot. Aiz, O.N. Eir, O.E. ār, O.H.G. ēr, ehern), Lat. Aes, Umb. Ahesnes, Skr. Ayaḥ, Av. Ayaṅh, Pers. āhan, Gaul. Isarnodori, O.IR. Iarn, Welsh haearn. Ook wel, Alteróm (déinom) of Christian Triti (Dhḗsiā).

III. Wednesdaycomes van North Gmc. Wodenaz-dagaz, "dag van Oding (vgl.. O.N. Ōðinsdagr, O.S. Odensdag, O.E. Wōd (e) nesdæg, O.FRIS. Wōnsdei, M.DU. Wudensdach; Maar, van onzekere oorsprong, vergelijken O.FRIS. Wērendei, Du. Wonseldach, Zuid. Ger. Guotentag, en zelfs Eng. Woensdag en Du. Waansdei, alsmede Low Ger. En Du. Wijzerplaat. Met aanvankelijk g -), lening-vertaald oorspronkelijk van L.L. Teerlingen Mercurii, "dag van Het kwikzilver", andersomgen van Gk. ημερα Ερμου, "dag van De hermes", Lat. Mercurius (van merk -, Etruskische wortel voor diverse economische aspecten, als in mérkātos, markt, of merkā, kopen) en Gk. Ἑρμῆς, (ook wel van onbekende oorsprong, met enkel betreffen het naar ἕρμα, een plein colonne), beide gelijkwaardig naar Skr. Budha vāsara (Beng. Budhbar), “day of Budha”, the name of the planet Mercury, a son of Chandra, the moon, in Hindu mythology, but the three are unrelated to the Nordic concept of Odin, the “sky-god”, equivalent to Lat. Jupiter of Gk. Zeus.

III.A. Indo-aryan term Budha (en ook wel Boeddha) komt van IE nul-muzieknoot werkwoord budho, O.IND. Bodhati, budhjate, budhanta, "weken, observeren, vernemen, verlichting brengen", en substantief búdhis, intelligentie, aanleiding, van Skr. Bodhih, en *budhtós (MIE bustós) weken, verlicht, van Skr. buddhaḥ, all from PIE root verb bhéudh, wake, rise up, be aware, and also make aware; compare also Gmc. : : , , , * * ,   61.  " -              ,     ,        , 62.     ( ,   , ,

, , - , , , , , , ,   : , , - * - ( , , , , , , : ,, , - , 63. ,, ); , , , ) ). 64. 65. 66. , - ; 67. , , : , -/ -    : , , , , , , , -, 68. , - ( 69. 70. 71. 

, 72. , ,

, 73. 74. 75. 76. , . - 77. ), ) , , : , ,, ,   ,    

    78. 79. : , , -, -, :

( ;     

   ,80.     ; ; 81. - ). ; , 82. , 83. 84. ; 85. , 86. - 87. , 88.      ,   89. ; 90. - /- 91.  , 92. 93. , , 94. ( , , , , ; ; 95. 96. ) ), , , , , ; , 97. , 98. ; , 99.   100.  ; , , , 101.     , ,

102.   -103.   104.     , , , , ; 105.   , , , , , , , , ); (     -     ; - 106.   107.   , , 108.  , ; ; , - 109.   , 110.   111.    ( ); 112.    -

113.      , - 114.      115.      , 116.      117.    ), 118.   , , ) ; ; 119.    120.   , : : ,. , , :      , ( ( , , , ;    : , , , 121.      ), - 122.   - 123.     124.   , , 125.   126.   127.    : ( , ,, ),

, , , ; - , -, -    , ,, ); , , , ,     - , - , -).     ), ,, , ,, ), - ,, , , -     ,, 128.   : ), ). , ). ); , , , , ); , ), *   - , ), - , , - - , , ; ), ,    ,, , -, , , , * ;     ; 129.   130.   , , ;      131.    132.   :                       133.   134.     : , ,, ;    ;   - - - - - - - - - - - ), ; - - 135.   136.     , , , , -/ 137.   *        -/          ,    / 138.   , , , 139.   )

140.   ), ), ), * :              - - 141.        142.   143.     144.   , 145.   , 146.   , 147.   148.   149.   150.   151.    152.   153.   , - 154.   155.   : , ( , , ,      ), -, ,     ), , , -,     , ( , ()    

, 156.   ), :      -     - -157.   - - ), , - - - - - 158.     -, , 159.   - - - - - - ,   160.     161.    , , 162.   , , , 163.   ), , 164.   ),

165.   , 166.   167.   , - 168.   , , , 169.   170.   171.    ,, , , , , -, - 172.   173.   ( , , 174.   175.   - ), ,, , , ,- ). , , - , ), 176.   ; 177.   178.   ( -    :, , ,   , , , ,   , , , , , 2000. :