Automatic translation into Dutch of A Grammar of Modern Indo-European at Indo-European Language Association

1.Indo-Europese talen | 2.Indo-Europees oord | 3.Indo-Europees substantieve | 4.Indo-Europees verb | 5.Indo-Europese syntax | 6.Indo-Europese etymologie

Aanhangsel I. Proto-indo-europees Samenstelling

I.1. De Oordelen

EEN Zin is een vorm van de woorden welk bevatt een State-ment, een Vraag, een Uitroep, of een Bevel.

Een.  Een zin in de vorm van een Verklaring is een Declarative Sentence: Als, de hond rent.

B.  A sentence in the form of a Question is called an Interroga­tive Sentence: as, does the dog run?

C.   Een zin in de vorm van een Uitroep is een Exclamatory Sentence: Als, hoe snelle de hond rent!

D.  A sentence in the form of a Command, an Exhortation, or an Entreaty is called an Imperative Sentence : as, go, run across the Alps; or let the dog run.

OPMERKING. Na Lehman (1974), "Het basisprincipe orde van de zinnen in DE PASTEI schijnt naar zijn OV. Support for this assumption is evident in the oldest texts of the materials attested earliest in the IE dialects. The fundamental order of sentences in these early dialects cannot be determined solely by frequency of sentence patterns. Voor, zoals andere taalkundige constructies, veroordelen knippatroonen manifesteren aanmerkelijk alsmede ongemerkte orde. Stempelde orde is verwacht in literaire materielen. De documenten overlevend van de vroegste dialecten zijn praktisch alle in het vers of in literaire vormen van de proza. Zodoende tal van de individuele zinnen hebben geen ongemerkte orde, met de werkwoord finale. Voor deze aanleiding conclusies omstreeks het karakteristiek woordvolgorde van DE PASTEI en de vroeg dialecten zal zich baseren in onderdeel op die syntactische knippatroonen die zijn zelden gemodificeerde voor literaire en retorische uitwerking: Vergelijkende constructies, de tegenwoordigheid van postpositions en voorzetsels, en de afwezigheid van de prefixen, (...)".

Lehman is bekritiseerde door Friedrich (1975) die, zoals Watkins (1976) en Molenaar (1975), ondersteunen een VO prehistorische toestand, zeker SVO (zoals die gevonden in 'centrale' IE gebieden), met niet-consistente dialectale SOV bevindingen. Sowieso (viz. Lehman en Molenaar), een oudere IE Ik of IE II OV (VSO voor De molenaar) zal was verving door een nieuwer VO (SOV voor De molenaar, later SVO door een werkwijze van de werkwoord verplaatsing) – zodoende, alle Indo-europees dialecten getuigden hebb ontwikkelden (zodoende zeker van een gemeenschappelijke Laat PASTEI trend) in een modern SVO.

Modern Indo-europees, als een moderne IE taal, mag volgen de striktere formeel knippatroonen getuigden in de oudste inscripties, i.e. ( S) OV, als in Vedic Sanskrit, Oude Griek, Old Latin en Avestan. Een nieuwer, algemeen (S) VO orde (gevonden in Griek, Latijn, Avestan, Germaans, enz.), Welk onthult de wijziging van OV in Vroeg PASTEI naar een VO in Laat PASTEI voor de spreektaal van Europa – en zelfs enkel vormen van litterary gebruiken, als e.g. Journalisme – kon zijn gebruikt in niet-formeel verbanden.


 

I.1.1. Types Veroordeelt

PASTEI zinnen waren ook niet Naamwoordelijk, i.e. Gevormd door substantieven, of Werkwoordelijk, als zij inbegrepen een werkwoord.

Ik. EEN Onderwerp en een Predikaat. De Onderwerp van een zin is de persoon of ding sprak van.  Het Predikaat is die welk is zei van de Onderwerp.

Een. De Onderwerp is meestal een Substantief of Voornaamwoord, of enkel woord of groepering van de woorden gebruikt als een Substantief.

B. Het Predikaat van een zin mag zijn een Werkwoord (als de hond rent), of het mag enkel vorm van es bestaanan uit en een Substantief of Bijvoeglijk naamwoord welk beschrijft ordefines de onderwerp (als Het is goed). Zo'n substantief of bijvoeglijk naamwoord is een Predicate Noun of Bijvoeglijk naamwoord.

II. In Proto-indo-european, eenvoudige zinnen mogen zijn flegmatiek van slechts een woord, een substantief of een werkwoord; Als, God!, Of (het) regent.

OPMERKING 1. Naamwoordelijk zijn zinnen van dit type meestal Tussenwerpsels en Vocatives. Werkwoordelijk omvatten zinnen van dit type Imperatives (tenminste van 2 P.SG.) En onpersoonlijke werkwoorden, welk hebb nooit een onderwerp in de oudste dialecten getuigd; Als, voor Eng. (Het) regent, vgl.. Goot. Rigneiþ, Lat. Pluit, Gk. ὓει, Skt. Várṣati. Het is geloofde die wanneer IE dialecten werden SVO in de structuur, zodat een onderwerp was voorgeschreven, het derde enkelvoud anaphoric voornaamwoord, overeenkomstig ernaar, Duits es, Fransen il, enz., Was geintroduceerd als onderwerp in zodanig zinnen. Zodanig voornaamwoorden waren geintroduceerd omdat SVO talen moeten onderwerpen in de zinnen hebben, als doen onovergankelijke werkwoorden in elk OV taal. Zodanig werkwoorden konden zijn supplemented door de substantieven in diverse gevallen, tussen hen de beschuldigend. Deze constructies zijn vooral vooraanstaand voor de werkwoorden verwijzen de gewaarwordingen door; Als, Lat. Miseret, pudet, taedet, Skr. Kitaváṃ tatāpa. Vergelijk ook wel Lat Van de Cicero's. Eōrum Nōs miseret, of O.H.G. Het weren gánges thih nirthrúzzi. In DE PASTEI veroordeelt diverse geval vormen konden zijn gebruikt met de werkwoorden. De eenvoudigste zinnen mogen werkwoorden vergezeld van substantieven in zeven van de acht gevallen bestaanan uit; Slechts de vocative is niet zo gebruikt. De substantieven vullen de rol van de objecten of, misschien better bovengenoemd, van de aanvullingen.

OPMERKING 2. Tevens de eenvoudige zin welk houdt slechts van een werkwoord in, een eenvoudige zin in de vroeg dialecten en in DE PASTEI kon een werkwoord vergezeld van een substantief of voornaamwoord als aanvulling bestaanan uit. Een onderwerp niettemin was niet verplicht. Evenmin waren andere constructies welk mogen schijnen naar zijn natuurlijk, zoals indirecte objecten met de werkwoorden zoals 'schenken'. De slaan *dō- aan of in de hetten eerder vormen *deh-had in zijn eenvoudigste gevoelen de bedoeling 'eigentijds' en was dikwijls onvergezeld door elk naamwoordelijk uitdrukking (Lehman).

I.1.2. Naamwoordelijk Oordelen

Naamwoordelijk zinnen, bij wie een substantief is equated met ander substantief, een bijvoeglijk naamwoord, of een partikel, grimeren een van het eenvoudigste type van zin in DE PASTEI.

OPMERKING 1. Zo'n type van zin is gevonden in bijna ieder IE dialect; Vgl.. Hitt. Attaš aššuš, "de vader (is) handelswaar", Skr. Tváṃ Váruṇa, "jullie (zijn) Varuna", O.PERS. Adam Dārayavauš, "ik (ben) Darius", Lat. Omnia praeclara rara, "alle het best dingen (zijn) ongewoon", enz. Totaliter dialecten, niettemin, zodanig zinnen waren begrensd in zijn gebruik naar een vooral formeel gebruik of, integendeel, zij zijn gevonden al vaker dan oorspronkelijk in DE PASTEI. Zodoende, in Latijn en Germaanse dialecten zij zijn gevonden in de gezegden en gezegden, als in Old Irish; In Griek het is ook wel gevonden in epische en dichtkunst. Niettemin, in Balto-slavic dialecten de louter naamwoordelijk zin hebb worden het gebruikelijke type van naamwoordelijk zin, zelfs wanneer het predikaat is een adverbium of een adverbiaal geval. Niettemin, zo'n gebruik, welk is meer breidde in moderne dialecten (zoals Russisch) uit dan in de oudere een of anders (als Old Slavic), is beschouwde het resultaat van Finno-ugrian invloed.

OPMERKING 2. In de koers van de tijdperk een naamwoordelijk zin voorgeschrevene een werkwoord; Deze ontwikkeling is overeenkomstig de subjectief karkateristiek van DE PASTEI en de uitgangen welk bedroeg vervangen de enkeling gequalificeerd deelnemer tekenen van vroeg PASTEI. De diverse dialecten niet langer hebb een afzonderlijk equational veroordelen type. Werkwoorden mochten natuurlijk zijn verzuimden door ellipsis. En, opmerkelijk, in Slavische, naamwoordelijk zinnen waren opnieuw voorstelde, als Meillet hebb gedemonstreerd (1906-1908). De reintroduction is zeker een resultaat van de invloed van OV talen, zoals de Finno-ugric. Dit verschijnsel illustreert die syntactische constructies en syntactische karakteristieken moeten zijn zorgvuldig studeerden alvorens zij kunnen zijn schreven aan naar de erfstuk toe. In North Germanic ook een OV karakteristiek was opnieuw voorstelde, met de aderlating van de prefixen naar de beëindigen van de eerst millennium A.D. (Lehmann 1970). Alsnog ondanks deze navolgende OV invloeden, naamwoordelijk zinnen moeten zijn aangenomen voor DE PASTEI.

Een. Er zijn voetspooren van Pure Nominal Sentences met een predikaat maakte door een schuin geval van een substantief of een prepositioneel mengen, alhoewel zij zijn niet gemeenschappelijk naar alle Indo-europees dialecten.

OPMERKING. Afgezien van Balto-slavic voorbeelden (wegens Finno-ugric invloed), slechts enkel isoleerde voorbeelden zijn gevonden; Vgl.. Skr. Havyaír Agnír Mánuṣa īrayádhyai, "Agni moet zijn bad met de opofferingen van mannen", Gk. Pàr hépoige kaì hálloi oi ké mé Timḗsousi, "na me (er zijn) anderen die [partikel] wil pluim me" (Mendoza).

B. Behalve zodanig uitzettingen door middel van aanvullende substantieven in nonrequired gevallen, zinnen konden zijn verruimden door middel van partikels.

OPMERKING. Voor Lehman, drietal onderverzamelingen van de partikels bedroegen zijn in het bijzonder belangrijk. Een van deze is de stellen van preverbs, zoals ā in. Ander is de instellen van veroordelen helmbindselen, zoals Hitt. Nu. De derd is de stellen van gequalificeerd deelnemer uitdrukkingen, e.g in., PASTEI ' (moet) niet'. Een aanvullende onderverzameling, conjuncties introduceren clausules, zullen zijn besproken onderaan in het gedeelte op mengen clausules.

Preverbs are distinctively characterized by being closely associated with verbs and modifying their meaning. ), - , - - -, ). 1. 2.   3.  

, ( : ,  

    , , : - - , ,, , , ). , ), ),  

1.   2.

1. 2. : , 3. : , ), :

    (      

-     -   -  

-   -

                  , 5. - ,

-

 

  -   -

 

-         1. 2. 3. 4. -   ): ,

 

 

   

 

 

:  

  ) :

, :

 

 

 

 

 

   

  1. 2. 3. 5.5.1. :     :

  5.5.2. 1. 2. :1. ;2. : 5.5.3. 1. :

  20 - 20   2. 3.  4. 1.  2. 3. 4. ,   :''''''''

*

* * * *

* * *

* * * * * *

* * * * * *

* * * * * * * *

* * * * * * * *

*

* *

* *  

* * *

* *-

) * ; 8

* * ; 8 * * 7 7 7 * * * *

*

*

*

* 7 7 7 *

*

* * * * * * *

* * *

* * *

* * 1. 2.   3. :  :         :   ).   ),   4. 5. 6. 1. 2. )3. 4. *5. : (): 6. : : :   - - - - : - :  - - - - * , : () : *- * :*-*- *- ()  (= , > , * -)) *). *- ()*- *- * () *-*- *- () : :       : - ( : ).   : )









Cuadro de texto: Figure 54. Ancient anthropomorphic Ukrainian stone stela (Kernosovka stela), possibly depicting a Late PIE god, most likely Djeus


, : ; ; ; , ,