1. De buiging van de Werkwoord is de hetten Vervoeging.
2. Door de hetten vervoeging de Werkwoord verwoordt Stem, Moreel, Spannen, Persoon en Nummer.
3. De Stemmen zijn twee: Actiefs en Middelmaat (of Mediopassive).
4. De Moreelen kunnen zijn vier: Aanwijzende en Imperatieve zijn de oudste een of anders, poosje Aanvoegende en Optative, welk zijn meer recent, zijn niet gemeenschappelijk naar alle Indo-europees dialecten.
5. De General Tenses zijn drietal, viz.:
Een. De Eigentijds
B. Het Verleden of Preterite.
C. De Toekomst
OPMERKING. De Future Stem is in het algemeen geloofde naar hebb scheen in Laat PASTEI, niet zijn staat in verbreiden naar enkel dialecten voor de generaal klieven van de proto-aalen; De onderscheiding tussen een Eigentijds en een Toekomende tijd, niettemin, is gemeenschappelijk naar alle IE talen.
6. De Aspecten waren er toe drie:
Een. Voor continueerde, niet afgewerkte handeling, de Eigentijds.
B. Voor de toestand ontleend aan de handeling, de Perfect.
C. Voor afgewerkte handeling, de Aorist.
OPMERKING 1. Er is enkel verwardheid op hetzij de Aorist (van Gk. αορισ03c, "onbepaald of onbeperkt") is een spannen of een aspect. Dit geeft de dubbel natuur van de aorist in Oude Griek weer. In de aanwijzende, de Oude Griek aorist vertegenwoordigt een combinatie van spannen en aspect: Verleden spannen, perfective aspect. In andere moreelen (aanvoegend, optative en imperatief), niettemin, alsmede in de infinitief en (ruim) het deelwoord, de aorist is puur aspectual, met geen verwijzing naar elk bijzonder spannen. Nieuwgrieks heeft gelijk systeem beërfd. In Proto-indo-european, de aorist was oorspronkelijk juist een aspect, maar voor de klieven van Laat PASTEI dialecten het was reeds verbreiden als een combinatie van spannen en aspect, evenals in Oude Griek, sedert een lijkend op systeem is ook wel gevonden in De sanskriet.
OPMERKING 2. Het origineel bedoelingen van het verleden persoonsvormen (Aorist, Perfect en Onvolmaakt) zijn dikwijls aangenomen naar komen met hun bedoelingen in Grieks overeen. Das, de Aorist vertegenwoordigt een single handeling in het verleden, beschouwd als een afzonderlijk evenement; De Onvolmaakte verzinnelijkt een herhaald verleden handeling of een verleden handeling beschouwd als breiden in de loop van de tijd, met de focus op enkel piek te midden van de handeling uit; En de Perfecte verzinnelijkt een eigentijds toestand tkomend uit een verleden handeling. Dit correspondeert, ongeveer, naar de Engelse onderscheiding tussen "ik at", "ik was eten" en "ik hebb at", respectief. Opmerking die de English "I hebb at" dikwijls heeft de bedoeling, immers de geducht implicatie, van "ik ben in de toestand voortkomen uit at", met andere woorden "ik ben nu vol". Op dezelfde manier, "ik hebb zond de brief" middelen ongeveer "De brief is nu (in de toestand van zijnen) gezond'en". Niettemin, de Griek, en presumably PASTEI, perfecte, meer sterk benadrukt de toestand tkomende uit een handeling, veeleer dan de handeling zichzelf, en kunnen beschadu plek in een tegenwoordige tijd.
In Griek het verschil tussen de eigentijds, aorist en perfectaen wanneer gebruikt buiten de aanwijzend (das, in de aanvoegende, optative, imperatieve, infinitief en deelwoorden) is bijna totaliter een van grammaticaal aspect, niet van spannen. Das, de aorist verwijst een ongedeeld handeling, de eigentijds naar een voortdurende handeling, en de perfect naar een toestand tkomende uit een voorgaand handeling door. Een aorist infinitief of imperatief, bijvoorbeeld, verwijst geen verleden handeling, en inderdaad voor vele werkwoorden (e.g door. "Oood") zal waarschijnlijk zijn meer gemeenschappelijk dan een eigentijds infinitief of imperatief. In enkel participial constructies, niettemin, een aorist deelwoord kan hebb óf een tensal óf aspectual bedoeling. Het is aangenomen die deze onderscheiding van het aspect was het origineel betekenis van de Vroeg PASTEI "persoonsvorm'en, veeleer dan elk actuele cijfer spannen onderscheiding, en die spannen onderscheidingen waren oorspronkelijk geindiceerd door middel van adverbium, als in Chinees. Niettemin, het schijnt die door Laat PASTEI, de verschillende persoonsvormen hebb reeds verkregen een tensal bedoeling onder andere verbanden, als in Griek, en in later Indo-europees talen dit werd overwegend.
De bedoelingen van het drietal spant in de oudste Vedic Sanskrit, niettemin, verschilt enigszins van hun bedoelingen in Griek, en zodoende het is niet duidelijk hetzij de PASTEI bedoelingen correspondeerden precies naar de Griek bedoelingen. Onder andere, de Vedic onvolmaakt had een bedoeling die was dichtbij naar de Griek aorist, en de Vedic aorist had een bedoeling die was dichtbij naar de Griek perfect. Intussen, de Vedic perfect was dikwijls ononderscheidbaar van een tegenwoordige tijd (Whitney 1924). In de moreelen bij uitzondering de aanwijzend, de eigentijds, aorist en perfect waren bijna ononderscheidbaar van elkaar. Het gebrek aan semantische onderscheiding tussen verschillende grammaticale vormen binnen literaire taal dikwijls maakt kenbaar die enkel van deze vormen niet langer bestonden in de spreektaal van de tijdperk. Inderdaad, in Classical Sanskrit, de aanvoegend afhaakte, als deed alle persoonsvormen van de optative en imperatief bij uitzondering de eigentijds; Intussen, in de aanwijzend de onvolmaakt, aorist en perfect werd ruim verwisselbaar, en in latere Classical Sanskrit, alle drie kon zijn vrijelijk verving door een participial constructie. Alle deze ontwikkelingen schijnen naar weergeven wijzigingen in spraken Middle Indo-aryan; Tussen het verleden persoonsvormen, bijvoorbeeld, slechts de aorist overleefd in vroeg Middle Indo-aryan, welk was latere ontheemde door een participial verleden spannen.
7. Er zijn vier IE Verbal Stems wij zullen in deze grammatica behandelen:
Ik. De Present Stem, welk schenkt de Stelen voornaamste uitgangen en de Onvolmaakt met secundaire uitgangen voor.
II. De Aorist Stem, altijd Verleden, met secundaire uitgangen, geven de Aorist, meestal in nul-muzieknoot, met dialectaal groeien en soms reduplication aan.
III. De Perfect Stem, gevend de Perfect, slechts later gespecialiseerd in Eigentijds en Verleden.
IV. De Future Stem, een vernieuwing van Laat PASTEI.
OPMERKING. Beneden het gezichtspunt van meeste wetenschappers, dan, hieruit origineel PASTEI werkwoordelijk systeem, de Aorist versmeltte met de Imperfect Stem in Balto-slavic, en nader met de Perfect Stem in Germaanse, Cursieve, Keltische en Tocharian dialecten. De Aorist, bedoeling de afgewerkte handeling, is dan herbouwde als een derde PASTEI spannen-aspect, volgende voornamelijk de bevindingen van Old Indian, Griek, en ook wel – met de Onvolmaakte en Perfect Stems – Latijn.
8. De Personen zijn drie: Eerst, Seconde, en Derd.
9. De Nummers in Modern Indo-european zijn twee: Enkelvoud en Meervoud, en er is staat in het enige gemeenschappelijke stand de naam. Het is aanmerkelijk zeer anders, anders.
OPMERKING. De Tweevoudig, als in substantieven, hetzij een vernieuwing of een archaïsme van Late Proto-indo-european dialecten, is niet systematiseerden in Modern Indo-european.
1. Het volgende Substantief en Bijvoeglijk naamwoord vormen zijn ook wel inbegrepen in de buiging van de Indo-european Verb:
Een. Werkwoordelijk Substantieven bestonden in Proto-indo-european, maar er is geen single gemeenschappelijke prototype voor een PASTEI Infinitief, als zij waren oorspronkelijk substantieven welk latere kwamen de werkwoordelijk vervoeging binnen en ging van start naar zijn verbogen als werkwoorden. Er zijn enkel succesrijke infinitief uitgangen, hoewel, dat willekeur zijn later uitgelegd.
OPMERKING 1. Het is gemeenschappelijk naar meeste IE talen die een speciaal geval-vorm (meestal datief of beschuldigend) van de werkwoordelijk substantieven diepvroor, zodoende komen de werkwoordelijk buiging en flatteuze infinitieven binnen. Alhoewel enkel uitgangen van die succesrijke precedenten van de infinitieven mogen zijn gereproduceerd met enkel zekerheid voor DE PASTEI, de (later geselecteerd) dialectaal geval-vormen mogen niet, als geen generaal knippatroon is gevonden.
OPMERKING 2. Een gemeenschappelijke uitoefening in Proto-indo-european handleidingen (volgend het Latijn traditie) is naar noemen de werkwoorden vervoegd in eerst persoon eigentijds, e.g. ésmi, ik ben, voor de werkwoord es, te zijn of "wezen", of Bhérō (ook wel zeker oudere Athematic bhérmi), ik draag, voor de werkwoord bhértu, om, of bhérom, verdragend te dragen.
B. De Deelwoorden zijn oudere bijvoeglijke naamwoorden welk waren later inbegrepen in de werkwoordelijk buiging.
Ik. De oudst wist is de Present Participle, in-nt.II.
De Perfect Participle, meer recent, merkt veelvoud uitgangen, als-ues,-uos,-uet,-uot.I
II. Middelmaat Deelwoorden, een vernieuwing in Laat PASTEI, draaien op-meno,-mōno,-mno uit; En ook wel enkel in-naar, niet,-lo,-mo, enz.
C. De Gerund en de Absolutive, niet gegeneraliseerd in Laat PASTEI, gegevene blijk van mogelijkheid of noodzakelijkheid.
2. De Deelwoorden zijn gebruikt als volgtt:
Een. De Present Participle heeft gewoonlijk gelijke bedoeling en gebruik als het Engelse deelwoord in-ing; Als, Woqnts, aanroep, légents134, lees.
B. De Perfect Participle hebb twee gebruiken:
Ik. Het is soms gelijkwaardig naar het Engelse perfecte passiefs deelwoord; Als, tektós34, behoed, adkēptós, geaccepteerd, en dikwijls hebb eenvoudig een bijvoeglijk naamwoord bedoeling.
II. It is used with the verb es, to be, to form the static passive; as, i woqātós ésti, he is called.
OPMERKING 1. Enkel vragen omstreeks de deelwoorden zijn niet met gemak conciled: In Latijn, zij zijn gevormd met e uitgang en zijn stengels in ik; In Griek, zij zijn gevormd in o en zijn consonsantische stengels. Griek, daarentegen, nog merkt verblijft van de thematische klinker in de deelwoorden van verba vocalia-ājont --ējont -, enz. Latijns niet.
OPMERKING 2. De statische passieve is een nieuwe eigenstandig formatie van vele Indo-europees dialecten, niet gemeenschappelijk naar Laat PASTEI, maar zeker een gemeenschappelijke hulpbron van the European dialecten, met gemak lening vertaald van De romance, Germaanse en Balto-slavic talen in Modern Indo-european als hulpe werkwoord naar be+ perfect deelwoord.
C. De Gerundive is dikwijls gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord beduiden verplichting, noodzakelijkheid, of correctheid (moet of moet); Als, iawisdhíjendhos ésti, hij moet zijn vernomen.
OPMERKING. De werkwoord is meestal tegen het eind van de zin, als in Latijn, Griek en Sanskriet. In Hittite, het is achter de partikels (er toe zeven in de opeenvolging). In Old Irish het was ook niet op het begin van de zin of in de seconde plaats na een partikel. Voor meer op dit, zien PASTEI Samenstelling in Appendix I.
1. In de grammatica, Stem is de verhouding tussen de handeling of toestand gesteld in een werkwoord en hetten argumenten. Wanneer de onderwerp is de agent of acteur van de werkwoord, de werkwoord is zei naar zijn in de Actiefs. Wanneer de onderwerp is de verpleegde of doel van de handeling, er is sprake te zijn in het Passiefs.
2. De Actiefs en Middelmaat (of Mediopassive) Stemmen in Modern Indo-european in het algemeen corresponderen naar de actiefs en passiefs in Engels, maar:
Een. De Middelmaat stem dikwijls heeft een wederkerige bedoeling. Het in het algemeen doorverwijst een handeling wiens object is de onderwerp, of een handeling bij wie de onderwerp heeft een belangstelling of een speciale deelname:
( Ik) wértetoi, ze/hij draait mij (zichzelf/zichzelf).
(éi) wésntoi, zij verzorgen van een wond (zichzelf).
OPMERKING. Dit wederkerige besef kon ook wel een besef van benefaction voor de onderwerp dragen, als in de veroordeel "ik opgeofferde een geit (voor mijn eigen winst)". Deze constructies zullen hebb gebruikte de actieve vorm van op'offerde" wanneer de handeling was verricht om de een of andere reden bij uitzondering de winst van de onderwerp.
B. De Mediopassive met Het passiefs uitgangen (in-r) is behield een zeer specifiek gebruik in Modern Indo-european, de Dynamisch of Eventive passiefsen voor; Zo
(Egṓ) bhéromar 20tósdjówilioi, ik werd stond op Juli 20 (of 20 Djówiliī, "20 van Juli") door.
Móiros[171] píngetor [172], de muur is wezen geverfd of iemand schildert de muur, ontstak. "De muur verven (onpersoonlijke zegel)".
OPMERKING 1. Het dynamische passiefs meestal middelen die een handeling is deed, poosje de statisch of stative passieve middelen die de handeling was deed op een piek bijtijds, die het is reeds maakte. De laatst is verkregen in MIE (zoals gewoonlijk in Germaanse, Romance en Balto-slavic dialecten) met een periphrasis, incluis de werkwoord es, zijn. Volgend de boven de voorbeelden:
(Egṓ) gn (een) T/bh (e) Rt ésmi 20ósdjówilios, ik (f.) Geboren word op Juli 20.
Móiros pigtósi (ésti), de muur (is) [reeds] geverfd.i
The infix -n is lost outside the Present Stem; thus, the Participle is not pingtós, but pigtós. Nevertheless, when the n is part of the Basic Stem, it remains. See the Verbal Stems for more details on the Nasal Infix.
OPMERKING 2. The Modern Indo-European Passive Voice endings (in -r) are older Impersonal and Late PIE Middle Voice alternative endings, found in Italic, Celtic, Tocharian, Germanic, Indo-Iranian and Anatolian, later dialectally specialized for the passive in some of those dialects. 7.1.4. 1. 2. 3. 4. 5. : 7.1.5. 1. : , , -, , 7.2. 7.2.1. 1. 2. 3. 5. 6. 7. 7.2.2. 1. : : 2. - - <-> - <-> -3. , 4. 1. - - -( - -( 2. - - - - - 3. - - - - - 1. - - - - - 2.
- - - - - 3. - - -
- - :1. - - 2. 3. 4. 5. : 1. - 2. - 3. -
- 2. - 3. -( 6. : 1. - - - - 2. - - - - 3. - - - -
1. - - - - 2. - - 3. - -
- - - - * 1. - - - - - - 2. - - - - - - 3
. - - - - - - 1. - - - - - - 2. - - - - - - 3. - -
- - - -
7.2.3. 1. ,. : :- - - & , - :- - & ; 2. 7.2.4. 1. 2. ) :
3. : - :- - , ), - 7.2.5. 1. 2. 7.3. 7.3.1. 7.3.2. ). :: : , : :, , : : :: : ), 7.4. 7.4.1. 1. : 2. : 3. 4. 5. 7.4.2. 1. 2. 3. 1. , 2. : , , 1.
( ( 2. ( (
3. ( ( 1. ( (
( ( 3. ( ( 3. 4. 5. 6. , ,
7. , , : 1.
2. : : , - , - ,- - - 3. :- - 1.
) 2. :- - - - - - - - ,
3. 4.
- 1. 2
. 3. 4. , 5.
); 7.4.3. 1.
2. ( 3. : 4. 1. 2. : 3. 4. : ; 1. , 2. 3. 4. , 1. 2. : 3. 4. -: 5. 6. 1. - 2. : 3. 4. 7.4.4. - - -, , , ; ) 7.4.5. 1. : ), 2. , , , - , - - - ), 3. , () ) () () () ) () ) , , 1. 2. 3. 7.5. 7.5.1. 7.5.2.
; ,. , , , , , 2. - - 3. - - 2. - -
3. - - 7.5.3. 1. 2. : ); 3. 7.5.4. 1. ( - 2. 3. 7.6. 7.6.1. 1. - - - 2. , (
1. - - - - 2. - - - - 3. - - - - 1. - - - - 2. - - 3. - - - - 7.6.2. 1. 1. -( -( 2.
- - 3. - - 1. - - 2. - - 3. - - 2. , - , - -7.6.3. 1. 2. : & , 1. - - 2. - - 3. -
- 1. - - 2. - - 3. - - 7.7. 7.7.1. 1. 2. 3. , , ; - - () --) -), -), -), -), - -) -), - -; --, -), -), ; - - - - - - 4. 7.7.2. 1. 2. 3. - - - -4. 5. : - - - ), - -7.7.3. 1.
2. -: - -; - 3. - - - 7.8.1. - - - *
* -
- *
-
* *
,
- * *
|
|
|
| |||
|
|
|
|
| - |
| *
* |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| - |
| * | *
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- * - *
- * 7.8.2. -
- - (
, , ) -,-,
- -
*
|
|
| *
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- ( ( -
( |
| (
| (|||
( |
| ( | ( - | ( | ( |
| (
| ( | ( |
|
|
* |
| ( |
| ( ( |
|
( |
| (
| (
| ( |
|
( |
| ( | ( ( | ( | ( |
|
| (
| ( | ||
|
|
| *
| ( | ( |
( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( 1.
-
|
|
|
| ||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| ,
| - |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| - |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- * *
- * * - *
- * 7.8.3. , ) ( : :
8. 8.1. 8.1.1. 8.1.2. 8.1.3. : - : - - -( - :- - ,, 8.2. 8.2.1. 8.2.2. 8.3. 8.3.1. : : : :